nummer: 04/2542/GV
betreft: [klager] datum: 8 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.B. Meindersma, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 20 oktober 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman om haar beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster heeft de strafonderbreking voor een periode van drie maanden nodig om orde op zaken te stellen naar aanleiding van een brand in een door haar gehuurde woning. Zij dient de schade op te nemen en belangrijke documenten uithet huis te halen. Deze documenten heeft zij onder meer nodig om haar schade bij de verzekeringsmaatschappij te claimen. Ze zal een inventarisatie moeten maken van wat verloren is gegaan. Daarnaast dient zij op zoek te gaan naarnieuwe woonruimte. Haar echtgenoot is van buitenlandse afkomst en beheerst de Nederlandse taal niet.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van een zodanig bijzondere omstandigheid dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In de nadere reactie naar aanleiding van het ingediende beroep is daaraan nog toegevoegd dat de brand in dewoning van klaagster plaatshad op 23 augustus 2004. Zij heeft algemeen verlof gehad ingaande 27 augustus 2004. Dit verlof had zij van het weekend naar enkele dagen midden in de week kunnen verschuiven. Daarnaast heeft zij sedert 3september 2004 één maal per vier weken recht op regimair verlof, welke zij ook kan verschuiven.
3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 maart 2005. Aansluitend dient zij eventueel een subsidiairehechtenis van in totaal 36 dagen te ondergaan.
Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling staan de situaties beschreven waarbij strafonderbreking verleend kan worden. De opsomming van situaties is, gezien de toelichtingop artikel 34 van de Regeling, niet limitatief bedoeld. De beroepscommissie is echter van oordeel dat de namens klaagster aangevoerde reden, hoe schrijnend de situatie voor haar ook is, niet kan worden aangemerkt als een bijzondereomstandigheid in de persoonlijke sfeer dat haar daarvoor strafonderbreking verleend zou moeten worden. Hiertoe is met name redengevend dat klaagster in het kader van haar algemeen verlof in de gelegenheid is gesteld kort na de brandorde op zaken te stellen. Voorts heeft zij inmiddels recht op regimair verlof, waarbij zij opgemerkt dat zij de mogelijkheid heeft dit verlof op andere dan weekend-dagen te benutten. De beslissing van de Minister is derhalve niet instrijd met de wet en deze kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 november 2004
secretaris voorzitter