Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1986/GA, 9 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Dagprogramma  v

Uitspraak

nummer: 04/1986/GA

betreft: [klager] datum: 9 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de wijziging van het in de locatie gevoerde dagprogramma.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager voert allereerst aan dat de beklagcommissie in strijd met het bepaalde in artikel 67 van de Pbw de termijn voor behandeling van en uitspraak op zijn klacht heeft overschreden. Voorts is klager niet in de gelegenheid geweestom zijn standpunt tegenover de beklagcommissie toe te lichten en heeft hij ook geen kennis kunnen nemen van het standpunt van de directeur. Klager is daarom van mening dat hij door deze wijze van optreden door de beklagcommissie inzijn belangen is geschaad.
Klager is van mening dat het ‘nieuwe’ dagprogramma strijdig is met het bepaalde in de wet. Het weekprogramma zou tenminste 59 uren dienen te bedragen. In Nieuwegein duurt het aangeboden dagprogramma 54 uren per week. Het komtregelmatig voor dat gedetineerden 26 uren achter elkaar achter de deur moeten zitten. Het aantal uren activiteiten per week voldoet amper aan de minimale wettelijke duur. Die minimale duur is volgens klager bedoeld voorkortgestraften terwijl klager inmiddels al 21 maanden in de locatie verblijft. Klager is van mening dat het de bedoeling van de minister is geweest om langgestraften (langer dan zes maanden) trapsgewijs meer bewegingsvrijheden tegeven. In het in de locatie geldende dagprogramma wordt in het geheel geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende gedetineerden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Door klager is allereerst aangevoerd dat de beklagrechter de termijnen van artikel 67, eerste lid, van de Pbw heeft overschreden. Een dergelijke termijnoverschrijding kan echter - nu de wetgever daar geen sanctie op heeft gesteld -niet leiden tot een gegrondverklaring van het beklag.

Door klager is voorts aangevoerd dat het onderzoek van de beklagcommissie onvoldoende en/of onvolledig is geweest; hij had gehoord willen worden. Daargelaten dat de wet de mogelijkheid biedt een beklagzaak onder omstandigheden af tedoen zonder klager te horen, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Hetgeen klager voorts in beroep heeft aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij dient in aanmerking genomen te worden, dat klager in eenregime van beperkte gemeenschap verbleef en zich dus ten onrechte ope een dagprogramma van minimaal 59 uren per week beroept; dat is voorgeschreven voor een regime van algehele gemeenschap. Het beroep moet derhalve ongegrond wordenverklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven