Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1523/GA, 8 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 04/1523/GA

betreft: [klager] datum: 8 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 mei 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2004, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, is klager gehoord. De directeur van de locatie Zoetermeer is niet ter zitting verschenen. De directeur van de locatie Zuid te DenHaag, die op 26 juli 2004 schriftelijk om nadere inlichtingen is verzocht, heeft niet gereageerd. Op 8 oktober 2004 is desgevraagd een nadere verklaring van piw’er [...] ontvangen, die in afschrift naar klager is gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een aantal goederen bij gelegenheid van klagers overplaatsing vanuit de locatie Zoetermeer naar de locatie Zuid te Den Haag.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft 42 dagen in de isoleercel verbleven, omdat hij werd bedreigd. Hij mocht niet meer terug naar de afdeling. Op de dag dat hij zou worden overgeplaatst, mocht klager even terug naar de afdeling om wat spulletjes te pakken.De andere gedetineerden waren op dat moment ingesloten. Hij kreeg ongeveer 5 minuten om snel wat hoognodige spullen bij elkaar te rapen en in een kleine doos van DV&O te stoppen. Penitentiair inrichtingswerker (piw’er) [...] washierbij aanwezig. Klager heeft de rest van zijn spullen niet zelf ingepakt en zeker niet verzendklaar gemaakt, zoals wordt beweerd. Spullen worden altijd in open dozen aan het BAD aangeboden. Klager mist thans nog steeds spullen.Hij is boos op de directie, die onjuiste dingen zegt en zaken ontkent. Dit betreft bijvoorbeeld de telefoonkaart. Klager verbleef met kerst in de strafcel. Hij kreeg toen een zakje met inhoud van gevangeniszorg, een soort leger desheils, uitgereikt. Daar zat onder andere een telefoonkaart in. Die telefoonkaart is toen door de heer [...] ingenomen, omdat klager die niet in de strafcel bij zich mocht hebben. De heer [...] beloofde klager de telefoonkaart inzijn kastje op de afdeling te leggen. Toen klager zijn kastje later controleerde, lag de kaart er niet. De heer [...] onkent dit hele verhaal nu en stelt nooit in het bezit te zijn geweest van de telefoonkaart. Klager heeft tweevogels op cel gehouden. Eén vogel heeft hij tussentijds uitgevoerd. Toen klager in de strafcel werd geplaatst werd hem verzekerd dat er voor zijn vogel zou worden gezorgd. De directeur heeft voor de beklagcommissie verklaard datalle teamleden van de E-afdeling, de letter E is met de hand gewijzigd, al heel lang geen vogeltje op klagers cel hebben aangetroffen. Klager heeft welgeteld drie dagen op de E-afdeling verbleven. De teamleden van die afdelingkennen klager en zijn vogeltje helemaal niet. De 5 pasteltekeningen die klager mist, hangen ingelijst in de locatie Zoetermeer. Die hingen daar met zijn toestemming, maar die wil hij terug. Een ander punt dat klager stoort betreftde deelleveranties. Dit is volgens de regelgeving niet toegestaan. Op 12 januari 2004 zijn 6 dozen en 2 kokers ontvangen en op 13 februari 2004, nadat klager zich had beklaagd, nog een doos. Bij meerdere zendingen raak je hetoverzicht kwijt.
Toen klager door de beklagcommissie bij de locatie Zuid werd gehoord, is de zitting geschorst, zodat klager een bezoek aan het bad kon brengen en een lijstje maken met spullen die hij nog miste. Dit lijstje is via het afdelingshoofdnaar de beklagcommissie gefaxt. Vervolgens is klager niet meer voor een zitting opgeroepen en heeft de beklagcommissie gewoon uitspraak gedaan.

In reactie op de verklaring van piw’er [...] is door en namens klager aangegeven dat deze persoon zijn naam steeds anders schrijft en dat de ondertekening verschilt met een eerdere verklaring. Voorts spreekt de piw’er de directeurtegen. De directeur heeft voor de beklagcommissie verklaart dat klager bij het ontruimen van zijn cel is ondersteund door een piw’er. Piw’er [...] verklaart dat hij en zijn collega’s klager niet hebben geassisteerd bij het inpakkenvan zijn eigendommen.

De directeur van de locatie Zoetermeer heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
Uit de desgevraagd opgestuurde verklaring van piw’er [...] komt naar voren dat klager op 6 januari 2004 naar de afdeling is overgebracht en achter de deur is gezet, omdat hij geen contact mocht hebben met de andere gedetineerden opde afdeling. Klager heeft alleen zijn eigendommen ingepakt, de piw’ers hebben hierbij niet geassisteerd. De piw’ers hebben geconstateerd dat klager geen persoonlijke eigendommen in zijn cel heeft achtergelaten. Hij is met alle doorhemzelf ingepakte dozen naar het bad gebracht, om te worden overgeplaatst naar Den Haag. Piw’er [...] bestrijdt dat klager slechts één doosje zou hebben mogen inpakken.

3. De beoordeling
Klager beklaagt zich erover dat de beklagcommissie uitspraak heeft gedaan, terwijl hij, na een schorsing van de zitting, niet meer voor een zitting is opgeroepen om te worden gehoord. Voorzover het beroep de klacht betreft, datsprake is geweest van gebreken bij de behandeling door de beklagrechter, kan dit niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden, nu in beroep een nieuwe behandeling van het beklag plaatsvindt.

In de Regeling afhandeling schadegevallen d.d. 13 augustus 1993 (kenmerk 383893/93/DJI) staat in hoofdstuk 2 (Inhoud) onder 1 aanhef en b het volgende vermeld:
"Het hoofd van dienst is verantwoordelijk voor alle schade die een bewoner van de inrichting of een derde lijdt als gevolg van schadegevallen in de inrichting dan wel schadegevallen die direct verband houden met de inrichting."
In hoofdstuk 3 (Toelichting) staat bij ad 1b het volgende vermeld:
"Het hoofd van dienst draagt onder meer de verantwoordelijkheid voor:
de schade die voor een bewoner van een inrichting voortvloeit uit de beschadiging of
het zoekraken van zijn persoonlijke bezittingen tijdens zijn verblijf in de inrichting;
de schade die ontstaat tijdens het transport van bewoners van inrichtingen danwel van goederen: vanaf het moment van aankomst van het transport in de ontvangende inrichting valt schade in beginsel volledig onder verantwoordelijkheidvan het hoofd van dienst van de ontvangende inrichting."

Voornoemde Regeling is bij brief van de minister van justitie d.d. 20 december 1996 (kenmerk 586080/96/DJI) nader toegelicht. Daarin staat (voorzover hier van belang) vermeld:
"Voor wat betreft de verantwoordelijkheid voor schadegevallen geldt de circulaire nr. 383893/93/DJI. Hierin staat omschreven dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht. Na tekenen voor onvangst door de ontvangendeinrichting, gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting. Klachten dienen dus afhankelijk van of wel- of niet getekend is voor ontvangst, bij de verzendende- dan wel ontvangende inrichting te worden gedeponeerd.
Blijkt dat de schade duidelijk is te wijten aan het handelen van de vrachtdienst, dan zal de betreffende inrichting dit in onderling overleg met de LVI (thans DV&O; de beroepscommissie) dienen te regelen. De betreffende inrichtingbetaalt in deze gevallen de overeengekomen schadevergoeding aan klager en vordert dit bedrag vervolgens terug van de LVI. Een klacht van een gedetineerde kan dus niet direct bij de LVI worden gedeponeerd, de klager zal normalitergeen contact hebben met de LVI."

Klager heeft zijn klacht ingediend bij de beklagcommissie bij locatie Zuid te Den Haag, waar het op 20 februari 2004 is ontvangen. De beklagcommissie heeft het klaagschrift vervolgens ter behandeling doorgestuurd naar debeklagcommissie bij de locatie Zoetermeer. Deze beklagcommissie heeft de klacht op 13 mei 2004 ongegrond verklaard.

De beroepscommissie stelt vast dat op 12 januari 2004 6 dozen en 2 kokers met privéspullen, op 3 februari 2004 een vogelkooi en op 10 februari 2004 1 doos met privéspullen van klager vanuit Zoetermeer naar Den Haag zijn verstuurd.Op alledrie de vrachtbrieven is door de penitentiaire inrichtingen Haaglanden getekend voor ontvangst. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor die spullen overgegaan naar de directeur van de locatie Zuid. Dat maakt dat debeklagcommissie bij de locatie Zuid, waar klager zijn klacht had ingediend, het beklag had moeten behandelen en niet de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer. De beroepscommissie zal het beroep om redenen van doelmatigheid zelfinhoudelijk beoordelen en afdoen.

Klager stelt de volgende spullen te missen:
1 trainingspak, 1 schrijfmachine merk IBM, 4 cd’s, 2 vogels, 5 pasteltekeningen, 1 telefoonkaart en een verlengsnoer.
Klager heeft verklaard dat de 5 pasteltekeningen met zijn toestemming ingelijst in de locatie Zoetermeer hangen. Deze tekeningen zijn daarmee niet vermist. Indien klager de pasteltekeningen terugwenst, kan hij een verzoek met diestrekking richten aan de directeur.
Klager heeft een bewijs van invoer op 28 januari 2001 van een typemachine overgelegd. De directeur van de locatie Zuid heeft schriftelijk voor de beklagcommissie verklaard dat bij de zeven verstuurde en in Den Haag ontvangen dozenvoor klager geen schrijfmachine zat. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende is weersproken dat klager in het bezit is geweest van een typemachine en acht de vermissing van die typemachine na zijn overplaatsing voldoendeaannemelijk geworden. Dit maakt dat het beklag wat dit betreft alsnog gegrond moet worden verklaard. Aan klager zal voor het door hem ondervonden ongemak na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
Voor de overige door klager als vermist opgegeven spullen geldt, nu enige registratie van die spullen ontbreekt en aannemelijk is dat klager zelf de dozen voor transport heeft ingepakt, dat vermissing van die spullen onvoldoendeaannemelijk is geworden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de vermissing van een typemachine gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aanklager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 8 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven