Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1942/GA, 1 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1942/GA

betreft: [klager] datum: 1 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.P. Lobato, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 juli 2004 van de beklagcommissie bij de locaties Scheveningen Noord en Oost te Den Haag, betreffende de (gebouwelijke) omstandigheden in de verblijfscel en op de afdeling van klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
De uitspraak waarvan beroep is op 29 juli 2004 aan klager en de directeur toegezonden. Het beroepschrift dateert van 17 augustus 2004 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op 17 augustus 2004.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van een afschrift van de uitspraak worden ingediend. Gelet op het vorenstaande heeft klager niettijdig beroep ingesteld. Klager kan om die reden niet in zijn beroep worden ontvangen. Aan de omstandigheid dat een afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie pas op 10 augustus 2004 aan de raadsman van klager is toegezonden,kan geen betekenis worden toegekend. De Pbw kent immers in deze niet de figuur van de gemachtigde, aan wie ook een afschrift van de uitspraak toegezonden zou moeten worden, na ontvangst waarvan voor die gemachtigde een zelfstandigeberoepstermijn zou aanvangen, noch kent bedoelde wet ten aanzien van de beroepstermijn de mogelijkheid van een verschoonbare vertraging zoals ten aanzien van de beklagtermijn. De beroepscommissie acht het overigens wenselijk dat debeklagcommissie gelijktijdig met toezending van een afschrift van de uitspraak aan klager en de directeur, ook de raadsman/raadsvrouw een afschrift zendt.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 1 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven