Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2002/GA, 1 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2002/GA

betreft: [klager] datum: 1 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 augustus 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Grittenborgh te Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr N. van der Laan, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het medisch handelen van de inrichtingsarts met betrekking tot medicatie.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat het handelen van de inrichtingsarts wel onder verantwoordelijkheid van de directeur plaatsvindt. Klager heeft zijnklacht inmiddels voorgelegd aan de Medisch Adviseur, maar wil toch door de beroepscommissie worden gehoord.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te kunnen beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af. Op grond van de artikelen 28 en 29 Penitentiaire maatregel dientklager zijn klacht gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts eerst ter bemiddeling voor te leggen aan de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie, waarna hij de mogelijkheid heeft een beroepschrift in tedienen. Door de beklagprocedure ingevolge de artikelen 60 e.v. van de Pbw te volgen heeft klager de verkeerde rechtsgang gekozen. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op hetbeklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 1 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven