Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2300/GV, 25 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2300/GV

betreft: [klager] datum: 25 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 september 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Noch klager noch zijn ouders, op wier adres hij woonachtig was, hebben een vonnis ontvangen. Klager wist niet beter of hij had alleen een boete gekregen en geen hechtenis. Door vertraging van zijn vlucht was hij destijds te laatvoor de zitting. Als klager van de gevangenisstraf had geweten, was hij zeker in beroep gegaan en had hij geprobeerd de straf in een open gevangenis te ondergaan. Klager wil niet onder zijn straf uitkomen, maar hij heeft enige tijdnodig om zaken te regelen. Klager wil zijn lichamelijke problemen laten verhelpen in het Radboudziekenhuis te Nijmegen. Voor zijn bedrijf moet hij een geschikte zaakwaarnemer vinden om de lopende projecten aan over te dragen en zode schade beperken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In maart 2003 is het vonnis van klager bij de LCA binnen gekomen. Volgens het GBA stond hij toen ingeschreven op het adres [...] en de vooraankondiging is ook naar dit adres opgestuurd. Klager heeft hier niet op gereageerd. Hij isop 23 september 2004 in [...] uitgeschreven en sindsdien zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Hij verbleef in Duitsland. Klager heeft niets ondernomen om de bij hem bekende straf te ondergaan. Klager heeft het verzoekmet betrekking tot zijn bedrijf niet met stukken onderbouwd, bijvoorbeeld een inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van locatie De Berg te Arnhem heeft, gezien de hoogte van de opgelegde schadevergoeding en het ruime strafrestant, negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, wegens verduistering (in dienstbetrekking), oplichting en flessentrekkerij. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 mei 2005. Aansluitenddient hij 1084 dagen hechtenis op grond van een schadevergoedingsmaatregel te ondergaan.

Op grond van artikel 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijkeaard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.
Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijk of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voorzover de inrichtingsarts heeftbevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Aangezien het verzoek van klager met betrekking tot de zakelijke omstandigheden niet is ondersteund met schriftelijke stukken en met betrekking tot de aangevoerde lichamelijke problemen een verklaring van de (inrichtings)artsontbreekt, is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende beslissing van de Minister niet in strijd is met de wet en dat deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kanworden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 25 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven