Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2111/GB, 22 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2111/GB

Betreft: [klager] datum: 22 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) de Ent te Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 1 december 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting Westlinge te Heerhugowaard. Op 10 augustus 2004 is hij overgeplaatst naar de z.b.b.i. Westlinge.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 27 maart 2004. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 maart 2005.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil graag worden overgeplaatst naar Rotterdam omdat er in Heerhugowaard geen school is waar hij de Nederlandse taal kan leren en in Rotterdam is dat wel het geval. Voorts heeft hij werk in Rotterdam. Ten slotte is hetprettiger voor zijn gezin als hij in de buurt gedetineerd is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De door klager aangevoerde argumenten vormen geen aanleiding thans tot overplaatsing over te gaan.
In de nadere toelichting is daaraan nog toegevoegd dat bij navraag bleek dat de wens van klager een cursus Nederlands te volgen bij zijn mentor in de z.b.b.i. Westlinge niet bekend was. Evenmin heeft hij bij zijn mentor aangegevendat hij werk zou hebben in Rotterdam. Wel heeft hij deze argumenten in zijn motivatiebrief ten behoeve van plaatsing in een z.b.b.i. vermeld, maar daarbij niet duidelijk een voorkeur uitgesproken voor een bepaalde z.b.b.i.. In hetselectieadvies wordt evenmin een voorkeur voor een bepaalde z.b.b.i. aangegeven.
Tot slot wordt opgemerkt dat de z.b.b.i. De Ent destijds en thans nog een aanzienlijke wachtlijst heeft en slechts een matige doorstroming heeft.
Klager komt met ingang van 24 november 2004 in aanmerking voor een penitentiair programma.

4. De beoordeling
4.1. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, mede gelet op de naar aanleiding van het ingediende beroep gegeven nadere reactie, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit de ten behoeve van de selectie opgemaakte stukken niet duidelijk is gebleken dat klager graag ineen z.b.b.i. in Rotterdam geplaatst had willen worden, voor welke inrichting overigens een aanzienlijke wachtlijst bestaat. Tegen de selectiebeslissing tot plaatsing in de z.b.b.i. Westlinge heeft klager klaarblijkelijk geenbezwaar aangetekend.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat klager op 24 november 2004 in aanmerking komt voor een penitentiair programma, gedurende welke periode hij administratief wordt ingeschreven bij de p.i. Rijnmond, locatie Noordsingel.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 22 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven