Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2011/GB, 21 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2011/GB

Betreft: [klager] datum: 21 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.P. Gerrits, advocaatte Tegelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 augustus 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot afwijzing van het voorstel tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 20 mei 2003 gedetineerd. Hij verbleef achtereenvolgens in de locatie Overmaze te Maastricht, de gevangenis Maashegge, het huis van bewaring Maashegge en Buitenhegge, alle te Overloon. Op 2 maart 2004 is hijovergeplaatst naar de gevangenis De Geerhorst te Sittard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het voorstel tot deelname aan een p.p. als volgt toegelicht.
Blijkens het selectievoorstel van de gevangenis De Geerhorst voldoet klager aan de criteria voor deelname aan een p.p. met elektronisch toezicht (e.t.). Klager heeft geen andere openstaande strafzaken en gebruikt geen verdovendemiddelen.
In het adviesrapport van de reclassering d.d. 28 juni 2004 wordt gesproken over een problematisch detentieverloop. Die stelling is gebaseerd op gissingen, enkelzijdige speculaties en beschuldigingen. Klager is een correct persoondie tot heden geen disciplinaire straffen opgelegd heeft gekregen of verslagen aangezegd heeft gekregen. De gestelde bedreiging van een medegedetineerde is nooit voldoende bewezen geacht, die zaak is immers met een schikkingafgedaan. Klager is bereid deel te nemen aan de door het Leger des Heils geadviseerde ‘zelfconfrontatiemethode’. Klager kan tijdens zijn deelname aan het p.p. met e.t. verblijven in de woning van zijn zuster. Deelname aan een p.p.heeft anders dan door de selectiefunctionaris wordt aangevoerd wel degelijk meerwaarde voor klager, gelet op zijn toekomstige terugkeer in de maatschappij.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van het voorstel tot deelname aan een p.p. als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van het advies van de reclassering en het voorgestelde programma, was de selectiefunctionaris in eerste instantie geneigd klager te plaatsen in een p.p. Toen bleek dat klager zich gaandeweg negatief ging opstellentegenover het door het Leger des Heils opgestelde p.p. verviel het vertrouwen van de selectiefunctionaris in de goede wil van klager. Klager heeft meerdere kansen gehad. Hij was gedetineerd in een zeer beperkt beveiligde inrichting.In die inrichting heeft hij zich zodanig misdragen dat terugplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting noodzakelijk bleek. Ook in die laatste inrichting kon klager zich niet waarmaken, waarop is besloten klager terug teplaatsen naar een normaal beveiligde inrichting. Nu de selectiefunctionaris in het selectievoorstel leest dat klager de zaken andermaal onvoldoende serieus neemt, is het vertrouwen in een goed verloop van het p.p. verdwenen.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager – daarbij gelet op de door de inrichting en rapporteurs gemaakte voorbehouden ten aanzien van de kans van slagen van een p.p.(al dan niet met e.t.) – niet voldoet aan de in artikel 7, derde lid, aanhef en onder b en f, van de Pm, genoemde voorwaarden, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin alsonredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven