Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1090/GA, 19 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1090/GA

betreft: [klager] datum: 19 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 mei 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw, mr. D.J. van der Ziel, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de plaatsing van klager in een meerpersoonscel.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hij is op 3 maart 2004 tegen zijn zin op een meerpersoonscel op de I-afdeling geplaatst. Op die cel lag geen regelgeving, zodat hij nietvan een beklagmogelijkheid op de hoogte was. Pas toen hij op 19 maart 2004 werd overgeplaatst naar de B-afdeling -wederom in een meerpersoonscel- raakte hij op de hoogte van de beklagmogelijkheid.
Zijn raadsvrouw heeft hieraan nog toegevoegd dat klager in elk geval ontvankelijk is in zijn beklag tegen de tweede beslissing tot plaatsing in een meerpersoonscel van 19 maart 2004. Deze beslissing is in strijd met de wet genomen.

In een nadere toelichting heeft de raadsvrouw onder verwijzing naar onder meer een uitspraak van de Raad van 8 januari 2004, nummer 03/2413/TA, nog aangevoerd dat klager ook in zijn beklag van 23 maart 2004 tegen de beslissing totplaatsing in een meerpersoonscel van 5 maart 2004 ontvangen had moeten worden, omdat de plaatsing op dat moment nog voortduurde.

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager verbleef ten tijde van de bestreden beslissing, de plaatsing van klager in een meerpersoonscel, in de locatie Nieuwegein, huis van bewaring (h.v.b.). Blijkens de bestemmingsaanwijzing is het h.v.b. Nieuwegein aangewezen alseen inrichting met een standaardregime van beperkte gemeenschap. Op inrichtingen met een regime van beperkte gemeenschap is het bepaalde in artikel 21 van de Pbw van toepassing. Dat artikel luidde ten tijde van de bestredenbeslissing: “In een regime van beperkte gemeenschap worden gedetineerden in de gelegenheid gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich op in de voor hen persoonlijk bestemde verblijfsruimten.”

Het vorenstaande impliceert dat gedetineerden die in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap verbleven slechts op basis van vrijwilligheid in een meerpersoonscel konden worden geplaatst. Zodra een betrokkene aangafniet (meer) vrijwillig mee te willen werken aan de plaatsing in een meerpersoonscel, diende hij in een andere, persoonlijke, verblijfsruimte te worden geplaatst. In ieder geval kan gezegd worden dat geen sprake (meer) was vanvrijwilligheid zodra een betrokkene een klaagschrift tegen zijn (voortdurende) onrechtmatige plaatsing in een meerpersoonscel had ingediend. Dat heeft klager op 23 maart 2004 gedaan. Klager had daarom moeten worden ontvangen in zijnbeklag. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.
Nu voldoende aannemelijk is dat geen sprake (meer) was van vrijwillige medewerking van klager aan zijn (voortdurende) plaatsing in een meerpersoonscel, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de bestreden beslissing van dedirecteur is genomen in strijd met de wet. Het beklag zal dan ook gegrond worden verklaard.

Klager heeft, blijkens informatie van de p.i. Utrecht, tot en met 13 mei 2004 op een meerpersoonscel verbleven. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager voor de periode van 23maart 2004 tot en met 13 mei 2004 de na te noemen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 120,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven