Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1538/GA, 18 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1538/GA

betreft: [klager] datum: 18 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 juni 2004 van de beklagcommissie bij de locaties Norgerhaven en Bankenbosch van de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Bij brief van 28 september 2004 heeft de beroepscommissie aan de directeur van de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Bankenbosch om nadere inlichtingen verzocht. De directeur heeft op 30 september 2004 schriftelijk gereageerd,welke reactie ter kennis van klager is gebracht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur tot het niet vergoeden van de schade, ontstaan tengevolge van diefstal van geld en een horloge.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Van klager zijn een horloge en geld gestolen uit zijn kast op de slaapzaal van de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Groot Bankenbosch. Klager heeft van die diefstal geen aangifte gedaan bij de politie. Klager is van mening datde directeur van de b.b.i. aansprakelijk is voor de door hem geleden schade omdat er op de aankomstafdeling tijdens het weekeinde geen personeel aanwezig is. Daardoor kunnen andere daar verblijvende gedetineerden de kast vanmedegedetineerden openen en spullen wegnemen. Klager is van mening dat hij die goederen niet voor zijn eigen risico onder zich heeft gehouden omdat hij de zogenaamde eigen-risicoverklaring pas op 17 mei 2004 heeft ondertekendterwijl het incident plaats heeft gevonden op 16 mei 2004. Uit klagers kast is een geldbedrag van € 190,= en een Breitlinghorloge ter waarde van € 4.750,= weggenomen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Klager is op vrijdag 14 mei 2004 als detentiefaseerder vanuit het huis van bewaring De Boschpoort in de b.b.i. Bankenbosch geplaatst. Hij is zonder begeleiding per openbaar vervoer naar de inrichting gekomen. Bij binnenkomst gaan degedetineerden via het BAD/magazijn de inrichting in. Klager heeft daar een stereocombinatie, een spelcomputer (type X-box) en DVD’s afgegeven. Op maandag 17 mei 2004 is de inschrijving van klager verder afgehandeld op het Bureauselectie- en detentiebegeleiding en bij de afdeling bevolkingsadministratie. Hier heeft klager geen goederen achtergelaten.

3. De beoordeling
Aan de directeur kan niet worden verweten dat klager geld en een horloge mist. Klager heeft bij binnenkomst in de inrichting een aantal goederen achtergelaten op de badafdeling. Het had voor de hand gelegen dat hij toen datgeldbedrag en het horloge in zijn fouillering had laten bergen. Nu klager op eigen gelegenheid naar de inrichting is gekomen en hij het geld en het horloge zelf binnen de inrichting heeft gebracht, valt niet in te zien dat dedirecteur in dit geval aansprakelijk zou zijn voor schade aan of vermissing van het geld en het horloge. Het feit dat klager de eigen-risicoverklaring pas na de (beweerdelijk gepleegde) diefstal heeft getekend, doet aan dat oordeelniet af.
Gelet daarop kan niet worden gezegd dat de onderhavige beslissing van de directeur is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, noch dat de beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen – onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van debeklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven