Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2064/GV, 12 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2064/GV

betreft: [klager] datum: 12 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1974], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 augustus 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking verzocht in verband met zijn eigen bedrijf, eeneenmanszaak, zijn huwelijk en de omgangsregeling met zijn dochter. Klager had van zijn advocaat vernomen dat hij zich niet hoefde te melden voor het uitzitten van zijn straf. Klager heeft nu vernomen dat hij zich wel had moetenmelden. Op 29 juni 2004 is hij opgepakt en heeft hij gevraagd om strafonderbreking. Klager heeft er vier jaar over gedaan om zijn eigen zaak op te starten en dat heeft veel bloed, zweet en tranen gekost. Klager kan zijn zaakonmogelijk voortzetten vanuit detentie. Hij zit gemiddeld vijf à zes uur per dag aan de telefoon met klanten e.d. en in de inrichting mag hij maar vijf minuten per dag bellen. Klager is op 22 februari 2004 getrouwd. Klagersechtgenote beheerst nog niet voldoende de Nederlandse taal om de zaak te runnen. Hij kan vanuit detentie geen vervanger regelen, omdat er vrij veel contant geld in de zaak omgaat en hij niet weet aan wie hij dat kan toevertrouwen.De laatste vier jaar is klager niet meer in contact geweest met politie en justitie, omdat hij zijn verleden wilde afsluiten. Als hij nu terugkomt uit detentie, is hij weer terug bij af. Sinds december 2003 had klager weer eenomgangsregeling met zijn dochter. Hij heeft haar niet eens kunnen voorbereiden op zijn detentie.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft op geen enkele manier aangegeven wat hij nu precies wil doen of welke acties hij wil ondernemen om zijn zaak draaiende te houden. Aangeraden wordt omzo spoedig mogelijk een zaakwaarnemer te regelen. Strafonderbreking is daarvoor niet noodzakelijk. Slechts in zeer bijzondere gevallen is het verlenen van strafonderbreking mogelijk en strafonderbreking kan alleen worden verleendwegens zodanige omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Veenhuizen heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de beroepscommissie ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek, wegens heling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 december 2004.
Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheidnoodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden. Op grond van artikel 36 juncto 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar ofernstige psychische nood verkerende levenspartner of kind.
De beroepscommissie is van oordeel dat klagers verzoek en beroep er op neerkomen dat het uitzitten van zijn straf hem niet uitkomt in verband met zijn zaak, zijn huwelijk en omgangsregeling. Klager heeft echter geen concrete feitenen omstandigheden aangevoerd waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en/of dat sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 34 van de Regeling.Klager had derden kunnen benaderen om zijn zakelijke belangen waar te nemen.
Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven