Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1985/GM, 7 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1985/GM

betreft: [klager] datum: 7 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 9 augustus 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
De beroepscommissie is ingevolge de bepalingen van Hoofdstuk 7 van de Pm, gebaseerd op artikel 42, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, bevoegd een beroepschrift te behandelen dat een gedetineerde heeft ingediend tegenhet medisch handelen van een aan een penitentiaire inrichting verbonden arts. Vastgesteld moet worden dat klager verblijft in een detentiecentrum en dat zijn beroepschrift betrekking heeft op handelen door of namens de aan datcentrum verbonden arts (en/of tandarts).
Een detentiecentrum is een voorziening als bedoeld in de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers. Op de daarin verblijvende gedetineerden is de Penitentiaire beginselenwet niet van toepassing is. De rechten die zij wel kunnenuitoefenen zijn neergelegd in genoemde tijdelijke, tot 8 maart 2005 geldende, wet. Vastgesteld moet worden dat in deze wet geen regeling is getroffen voor het indienen van een beroepschrift tegen het handelen van de aan dievoorziening verbonden arts.
Op grond van het vooroverwogene moet worden geconcludeerd dat de beroepscommissie niet bevoegd is te oordelen omtrent de door klager ingediende klacht(en), zodat zijn beroep als kennelijk niet-ontvankelijk moet worden aangemerkt.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 7 oktober2004

secretaris voorzitter

Naar boven