Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2174/GV, 8 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2174/GV

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 september 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. F. van Baarlen, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klagers hele detentie is tot nog toe zonder incidenten verlopen. Hij vindt het onterecht dat dit enkele incident in het huis van bewaring Havenstraat meteen leidt tot afwijzing van zijn verlofaanvraag.
Zijn raadsvrouw heeft hieraan nog toegevoegd dat de directeur van de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, locatie Havenstraat, op basis van klagers gedrag op de afdeling positief heeft geadviseerd. De door de officier van justitiegenoemde vrees voor wraak moet ongegrond geacht worden. Te meer nu klager niet de intentie heeft contact met het slachtoffer te zoeken en hij een excuusbrief heeft geschreven.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens zijn verblijf in de locatie Havenstraat een valse bommelding gedaan. Hiermee is de orde en de rust binnen de inrichting ernstig is verstoord. Naar aanleiding van dit incident is klager op de landelijkeafzondering geplaatst en vervolgens geselecteerd voor een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap. Voorts heeft klager bedreigingen geuit tijdens de dader - aangever confrontatie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Havenstraat heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, ondanks klagers goede gedrag op de afdeling.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op de ernst van het gepleegde delict en aangezien klager tijdens een spiegelconfrontatiemet de aangever aan diens adres bedreigingen zou hebben geuit teneinde de aangifte te doen intrekken. Gevreesd moet worden voor wraak van de zijde van klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens onder meer poging tot doodslag. Aansluitend dient hij de tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen van in totaal 58 dagen te ondergaan.De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 mei 2005. Aansluitend dient hij eventueel zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken is gebleken dat klager op 9 juli 2004 telefonisch vanuit de locatie Havenstraat een valse bommelding heeft gedaan. Deze melding hield in dat er een bom geplaatst zou zijn onder een tafel in de gedetineerden bezoekzaalbinnen de locatie Havenstraat. Als gevolg hiervan is klager een disciplinaire straf opgelegd van 14 dagen opsluiting in een strafcel, welke straf extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling van de p.i. NieuwVosseveld te Vught.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve berichtgeving omtrent klagers gedrag voor het genoemde incident, een afwijzing vanklagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onderb van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven