Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1804/GA, 30 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 04/1804/GA

betreft: [klager] datum: 30 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van Locatie Noord te Den Haag,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 juli 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2004, gehouden in de Locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klager en mevrouw [...], unit-directeur van Locatie Noord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een bedrag van € 50,= die bij een brief d.d. 11 januari 2004 van klagers ouders was meegestuurd.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is er van op de hoogte dat het niet is toegestaan om geld per post op te laten sturen. Dit gebeurt voor eigen risico. De inrichting kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vermissing van zijn geld. Dit staatook in de huisregels. Als er toch geld per post binnenkomt wordt dit met een briefje naar de financiële administratie doorgestuurd en op de rekening van de gedetineerde gestort. Op die manier heeft klager meerdere keren geldgekregen. Bij de stukken bevindt zich een kopie van de envelop afkomstig van de ouders van klager. Op hetzelfde blad is een ongedateerd briefje van de inrichting gekopieerd, waarmee geld dat via de post is binnengekomen naar definanciële administratie wordt doorgestuurd. Deze kopie kan niet als bewijs gelden, want het briefje van de inrichting heeft betrekking op een ander geval.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wist niet dat het niet is toegestaan om geld per post op te laten sturen. Hij kon de huisregels niet lezen. Klager heeft in de periode tot juli 2004 steeds geld opgestuurd gekregen van zijn ouders en niemand heeft hem vertelddat dat niet mag. Hij kreeg ongeveer twee tot drie brieven per maand. Klager laat de beroepscommissie een uitspraak van de beklagcommissie zien, waarin zijn beklag betreffende diefstal van geld gegrond is verklaard. Klager wilhiermee maar aantonen dat het vaker in de inrichting voorkomt dat geld verdwijnt. Het briefje waar de directeur naar verwijst zat bij de brief van zijn ouders; dat is er door de inrichting bijgestopt.

3. De beoordeling
Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen overweegt de beroepscommissie het volgende.
De directeur stelt dat het risico voor vermissing van geld bij de gedetineerde ligt, indien dit geld per post wordt opgestuurd. Nu vast is komen te staan dat de inrichting meerdere malen heeft toegestaan dat geld per post werdopgestuurd, gaat dat betoog naar het oordeel van de beroepscommissie niet op. Het beroep treft derhalve geen doel en zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 30 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven