nummer: 04/1632/TP
betreft: [klager] datum: 29 september 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 15 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.H.Th.A. Seegers, namens
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H.Th.A. Seegers om het beroep schriftelijk toe te lichten.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 19 juli 2004 verlengd tot en met 16 oktober 2004.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 25 juli 2003 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 21 januari 2004. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring. Klager verblijftsinds 27 februari 2004 in de locatie Het Veer te Amsterdam.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de beslissing om zijn passantentermijn te verlenging. Plaatsing in het forensisch psychiatrisch circuit op korte termijn ligt in de rede.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan klager is medegedeeld.
Het beroep zal materieel gegrond zijn. De inhoud van de medische verklaring geeft aanleiding om klager met voorrang te plaatsen. Klager zal zo spoedig mogelijk geselecteerd worden en geplaatst worden in een tbs-kliniek.
4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.
Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting.
Uit de medische verklaring d.d. 2 augustus 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Amsterdam blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. alsonverantwoord moest worden beschouwd en dat klager bij voorrang diende te worden geplaatst in een tbs-inrichting.
Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond te worden vernietigd.
De beroepscommissie zal, het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager metvoorrang daadwerkelijk in een tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b.wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijk, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 september 2004
secretaris voorzitter