Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1850/TA, 29 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:29-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1850/TA

betreft: [klager] datum: 29 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak, verzonden aan klager op 22 juli 2004, van de alleensprekende beklagrechter bij het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten en het hoofd van de inrichting om schriftelijk op het beroep te reageren.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het voorschrijven door de inrichtingspsychiater aan klager van (een te hoge dosering van) het geneesmiddel Leponex, als gevolg waarvan bij klager diabetes is ontstaan.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt -zakelijk weergegeven -als volgt toegelicht. Hij heeft last gehad van verschillende bijwerkingen van het geneesmiddel Leponex en is in verband metoverdosering van dit geneesmiddel opgenomen geweest in het Bronovo Ziekenhuis te Den Haag. Hij is in coma geraakt en heeft in het ziekenhuis door middel van een infuus insuline toegediend gekregen. Hem is gebleken dat er een relatiebestaat tussen het gebruik van Leponex en het krijgen van diabetes. De psychiater van FPC Veldzicht die hem destijds deze medicatie heeft voorgeschreven, heeft naar klagers mening onzorvuldig gehandeld door het risico op eenzodanige bijwerking te nemen. Klager heeft ongeveer een jaar lang Leponex gebruikt in een toenemende dosering. Hij heeft zich lange tijd verplicht gevoeld het gebruik van dit middel te accepteren.
Ten tijde van het instellen van het beklag ondervond hij nog steeds ernstige lichamelijke en geestelijke klachten van de voormelde omstandigheden. Hij is sedert bedoeld handelen van die psychiater panisch voor het innemen vanmedicijnen.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klager is ten tijde van zijn overplaatsing van de afdeling intensieve zorg naar de psychiatrische afdeling in augustus 2002 gestart met het gebruik van het geneesmiddel Leponex, ter bestrijding van paranoïde schizofrenie. Debehandeling is aanvankelijk goed verlopen. In het begin van 2003 is klager twee maal opgenomen geweest in het penitentiair ziekenhuis en is hij geopereerd aan een tumor in de luchtpijp. Bij zijn terugkeer in Veldzicht bleek zijnpsychische conditie vrij slecht en is besloten de dosering van de Leponex te verhogen. In maart 2003 is gebleken dat klagers bloedsuikerspiegel verhoogd was. Hij is vervolgens weer opgenomen in het penitentiair ziekenhuis, waar hijop insuline is ingesteld. Het effect van Leponex op klager, een therapieresistente patiënt, was op psychiatrisch gebied goed. De optredende suikerziekte, die bij sommige patiënten wordt geluxeerd bij het gebruik van Leponex, is metinsuline goed te behandelen. Klager heeft aanvankelijk ingestemd met deze medicatie en heeft voorlichting gekregen over nut en noodzaak van de antipsychotische medicatie, de medicatie tegen suikerziekte en de bijkomende controles.
Eind maart/begin april 2004 ging het steeds beter met klager. Vanaf half april 2004 heeft hij, omdat het goed met hem ging, de antipsychotica en de insuline geweigerd. Vervolgens is zijn psychische conditie zodanig verslechterd dathij moest worden gesepareerd, naar de intensieve zorg afdeling moest worden teruggeplaatst en dwangmedicatie (met Fluanxol) moest ondergaan omdat hij heeft volhard in zijn mening geen medicatie te willen gebruiken.
Na het staken van het gebruik van de Leponex is klagers bloedsuikerspiegel genormaliseerd en is besloten hem dit middel niet meer voor te schrijven.

3. De beoordeling
Artikel 56 van de Bvt biedt de verpleegde de mogelijkheid van beklag tegen bepaalde in dit artikel opgesomde beslissingen, genomen door of namens het hoofd van de inrichting. Klagers beklag betreft medisch handelen van een aan FPCVeldzicht verbonden psychiater, hetgeen niet valt onder de reikwijdte van voormeld artikel. De Bvt voorziet niet in de mogelijkheid van beroep tegen medisch handelen van aan de inrichting verbonden artsen.
Over medisch handelen van aan de tbs-inrichting verbonden artsen kan de verpleegde ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg klagen bij het regionaal medisch tuchtcollege binnenwelks ambtsgebied de betrokken arts zijn woonplaats heeft.

De beroepscommissie komt gelet op het hiervoor overwogene tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. S.L. Donker, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 29 september 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven