Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2242/SGA, 24 september 2004, schorsing
Uitspraakdatum:24-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2242/SGA
Betreft: [klager] datum: 24 september 2004

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 september 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift,ingediend door mr. J.W. de Bruin, advocaat te Oss, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Westlinge te Heerhugowaard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie d.d. 25 augustus 2004, inhoudende een wijziging van het in deinrichting geldende dagprogramma in die zin dat met ingang van 26 september 2004 een dagprogramma van negen uren per dag zal worden ingevoerd.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 22 september 2004 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 24 september 2004.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is het verzoek schriftelijk toegelicht. Daarbij is aangevoerd dat het besluit om het nieuwe dagprogramma in te voeren is genomen in strijd met de wet, in het bijzonder met de artikelen 5 en 47 van de Pbw. Debeslissing pakt voorts onredelijk en onbillijk voor verzoeker uit. De directeur heeft geen redelijke termijn in acht genomen tussen het bekend maken van de voorgenomen wijziging en de wijziging zelf. De beroepscommissie heeft eerderaangegeven dat een termijn van één maand in beginsel voldoende is. De directeur heeft die termijn niet in acht genomen. De directeur had die termijn eenvoudig in acht kunnen nemen omdat de wijziging van artikel 3 van dePenitentiaire maatregel (Pm) dateert van 15 september 2003 en de directeur dus meer dan één jaar de tijd heeft gehad om één en ander voor te bereiden. Indien het gewijzigde dagprogramma in zou worden gevoerd heeft dit gevolgen voorde arbeiduren van verzoeker en dus ook voor zijn inkomsten. Verzoeker wordt, hoewel er voldoende arbeid voorhanden is, niet in de gelegenheid gesteld om arbeid te verrichten terwijl hem ook geen andere alternatieven wordenaangeboden.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. De wijziging van het dagprogramma is met ingang van 24 september 2004 opgenomen in de huisregels van de locatie en die wijziging is algemeen ter kennisvan de gedetineerden gebracht. Er is daarom sprake van een regel die geldt voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden en daarom niet van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw.Om die reden dient verzoeker niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. Voorzover verzoeker wel ontvankelijk mocht worden geacht, geldt nog het volgende. De in de locatie verblijvende gedetineerden zijn tijdig van devoorgenomen wijziging op de hoogte gesteld. Reeds bij brief van 25 augustus 2004 is verzoeker als voorzitter van de gedetineerdencommissie (gedeco) op de hoogte gesteld van de wijziging van het dagprogramma per 26 september 2004.Vervolgens heeft er op 3 september 2004 nog een bijeenkomst met de gedeco plaatsgevonden, waarin ruim aandacht is besteed aan de invoering van dat nieuwe dagprogramma.
Het aanbod van het aantal uren arbeid is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 47 van de Pbw en artikel 3 van de Pm.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan wordenonderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is omthans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Allereerst geldt dat hier naar het voorlopig oordeel van de voorzitter sprake is van een wijziging van een algemene, voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende, regel, waartegen geen beklag op grond van hetbepaalde in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, open staat. Om die reden dient verzoeker niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De voorzitter overweegt daarbij nog dat, ook indien er vanuit zou worden gaan dat het verzoek is gericht tegen de toepassing van die (gewijzigde) algemene regel, dit – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niettot een toewijzing van het verzoek kunnen leiden. De betreffende wijziging is immers, nu deze wijziging tijdig (te weten op 25 augustus 2004) bekend is gemaakt en het dagprogramma na die wijziging voldoet aan de wettelijkeminimumeisen van artikel 3 van de Pm, niet zodanig onredelijk of onbillijk dat dit een schorsing van de tenuitvoerlegging van die wijziging zou kunnen rechtvaardigen.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Aldus gedaan door mr. D.J. Dee, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 september 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven