Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0830/GM, 27 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/830/GM

betreft: [klager] datum: 27 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 22 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 19 april 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, is klager gehoord.

Namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem is schriftelijk bericht dat zij verhinderd is ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 24 maart 2004, betreft het uitblijven van een heupoperatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager heeft vanaf 1999 problemen met lopen. Hij stond sedert januari 2003 op de wachtlijst voor een heupoperatie in het BovenIJziekenhuis. Hij is in het kader van een oude straf op 15augustus 2003 in Esserheem ingekomen. Innovember 2003 heeft hij een diepe inzinking met een forse paniekaanval gehad, omdat hij steeds maar niets hoorde over de voorgenomen heupoperatie. Klager had angsten onder meer wegens zijn klinisch beeld begin 2003, toen hij deverschijnselen van een dwarslaesie had. Hij was de wanhoop nabij. De psycholoog is toen bij hem geweest, waarna de dosering Seroxat is verhoogd. De inrichtingsarts heeft hij niet gezien. Hij had veel pijn, lag veel op bed, kon nietluchten en was langdurig ingesloten. Hij heeft contact gezocht met de 'humanist', die vervolgens met de directeur een gesprek over klager heeft gehad, waarna klager via de directeur heeft vernomen op zeer korte termijn te zullenworden geopereerd. Klager is niet van het e-mailbericht van het penitentiair ziekenhuis d.d. 5 december 2004 terzake van de wachttermijn voor de heupoperatie in kennis gesteld. Hij heeft driemaal de assistent van de inrichtingsartsgesproken en driemaal geen antwoord gekregen op zijn vragen daarover. Klager begrijpt dat er een wachtlijst bestaat, maar de medische dienst heeft onvoldoende aangedrongen op spoed voor klagers operatie en daarenboven nietgecommuniceerd met klager. Gelet op zijn voorgeschiedenis was het beter geweest hem gerust te stellen dan hem acht valeriaantabletten te geven. Uiteindelijk heeft klagers vertrouwenspersoon de medisch adviseur aangeschreven teneindede operatie te bespoedigen.
Dat klager 'als een kievit' gelopen zou hebben, komt hem vreemd voor, aangezien hij met krukken vanuit De Grittenborgh in Esserheem is binnengekomen. Het is juist dat hij niet heeft gevraagd om medicatie als pijnbestrijding. Klagergebruikt liever geen geneesmiddelen wegens zijn leverbeschadiging en hij heeft zichzelf beschermd door niets te doen en niet te belasten.
Klagers gebitsproblemen bestonden reeds geruime tijd. De inrichtingsarts wist door de door klager overgelegde brief van zijn neuroloog dat klagers gebit slecht gesaneerd was. De inrichtingstandarts van Esserheem heeft een begingemaakt met de sanering van klagers gebit, hem niet gevraagd naar zijn bloeddruk, injecties toegediend en 12 kiezen getrokken. Bij de behandeling twee weken later weigerde de tandarts hem injecties te geven wegens klagers hogebloeddruk en de daaraan verbonden risico's. Begin maart 2004 is hem penicilline voorgeschreven. De medisch adviseur heeft verklaard dat de inrichtingsarts van oordeel was dat klagers tandvlees geen probleem vormde voor de operatie.Bij zijn opname op 24 maart 2004 in het penitentiair ziekenhuis wilde men wegens de staat van het gebit niet overgaan tot de heupoperatie. Eerst diende zijn gebit te worden gesaneerd en dat is gedaan in het penitentiair ziekenhuis,waarna hij is teruggekeerd naar Esserheem in afwachting van de operatie. Dit uitstel van de operatie had voorkomen kunnen worden.
Klager is erg blij met het slagen van de uiteindelijk medio mei 2004 uitgevoerde operatie.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Onmiddellijk na binnenkomst op 15 augustus 2003 in Esserheem heeft de inrichtingsarts op 18 augustus 2003 informatie over klagers heupklachten opgevraagd en klager vervolgens aangemeld bij het penitentiair ziekenhuis, omdat na eenvolledige heuparthroplastiek revalidatie noodzakelijk is die in de gevangenis niet kan worden uitgevoerd. Slechts in september 2003 en januari 2004 heeft de arts klager voor andere klachten gezien. In februari 2004 vroeg het bureauvan de medisch adviseur om informatie, omdat klager zich aldaar beklaagd bleek te hebben. Hij is wegens de slechte toestand van zijn gebit onverrichterzake uit het penitentiair ziekenhuis teruggekeerd.
Uit de status van klager blijkt dat hij zelf niet een erg actieve rol heeft gespeeld in het verbeteren van de staat van zijn gebit. Evenmin heeft de orthopeed van het BovenIJziekenhuis een gesaneerd gebit als voorwaarde voor deheupoperatie noodzakelijk geacht. Klagers stelling dat hij in april 2003 in dat ziekenhuis geopereerd zou worden is onjuist, nu hij in augustus 2003 daar nog op de wachtlijst stond.
Klager meent dat hem door de tandarts verkeerde injecties met adrenaline zijn gegeven, omdat hij hoge bloeddruk zou hebben. Klager heeft geen hoge bloeddruk met medicatie en bovendien betreft het adrenaline in zeer geringe dosering.

Klagers lichamelijke conditie is tijdens zijn detentie niet verslechterd, doch fors verbeterd: de leverfuncties en bloedsuikers zijn genormaliseerd, zijn bloeddruk is goed gereguleerd en hij gebruikt geen alcohol. Zijn onvrede moetworden gezien in het licht van de door de psychiater vastgestelde persoonlijkheidsstoornis met gestoorde frustratietolerantie.
Daarenboven heeft hij zich voor het eerst in februari 2004 beklaagd over de lange wachttermijn, en wel bij de medisch adviseur in plaats bij van de inrichtingsarts.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat ingeval de klacht bedoelt te zijn gericht tegen het handelen of nalaten van de inrichtingsarts van De Grittenborgh klager deze te laat heeft ingediend en daarin niet-ontvankelijk dient te wordenverklaard.
Met betrekking tot de klacht betreffende het medisch handelen of nalaten van de inrichtingsarts van Esserheem overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager is op 15 januari 2003 in het BovenIJziekenhuis op de wachtlijst geplaatst voor het aanbrengen van een heuparthroplastiek wegens kopnecrose en is daarvan verwijderd na de mededeling van de inrichtingsarts d.d. 18 augustus 2003dat klager wegens detentie niet aldaar geopereerd zal kunnen worden en zal worden aangemeld bij het penitentiair ziekenhuis.
Uit het medisch dossier blijkt dat klagers situatie in november 2003 voor p.i.w.-ers aanleiding is geweest de medische dienst te vragen een gesprek met klager te hebben. Klager had last van fysieke klachten. Tevens was hij somber enangstig voor van alles en nog wat, zoals de dood en de heupoperatie. Klager is verwezen naar de psycholoog. Niet gebleken is dat zijn labiele psychische conditie direct verband hield met het uitblijven van de operatie.
Op 1 maart 2004, de dag waarop de medische dienst bekend werd dat klager op 23 maart 2004 voor de operatie in het penitentiair ziekenhuis zou worden opgenomen, meldde klager zich met ontstoken tandvlees, waarvoor hij naar detandarts is verwezen en antibiotica kreeg voorgeschreven. Uit het medisch dossier blijkt niet dat het verloop van het gebruik van de antibiotica op enigerlei wijze is gevolgd, noch dat de arts contact met het penitentiair ziekenhuisheeft opgenomen terzake van de ontstekingen in klagers mond met het oog op de binnenkort uit te voeren operatie. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het algemeen bekend is dat bij een operatie waarbij een prothese wordt ingebrachtgeen sprake mag zijn van enige ontsteking(swaarde). Aannemelijk is dat klager vervolgens met een slechts gedeeltelijk gesaneerd gebit op 24 maart 2004 in het penitentiair ziekenhuis is aangekomen, alwaar tot sanering van zijn gebitis overgegaan. Van 13 april 2004 tot 14 mei 2004 is klager terug geweest in Esserheem in afwachting van de heupoperatie.
Het vorenstaande in samenhang en onderling verband bezien komt de beroepscommissie tot het volgende oordeel. In beginsel is de wachttijd voor een heupoperatie van augustus 2003 tot maart 2004 niet onevenredig lang te achten. Geletop het reeds op 18 augustus 2003 doen plaatsen van klager op de wachtlijst van het penitentiair ziekenhuis en het tussentijds informatie inwinnen bij genoemd ziekenhuis over de te verwachten wachttijd voor klager kan niet wordengeoordeeld dat de inrichtingsarts in de periode van 15 augustus 2003 tot 1 maart 2004 heeft gehandeld in strijd met de zorg die de arts in die hoedanigheid ten opzichte van klager diende te betrachten. In zoverre zal het beroepongegrond worden verklaard.
Daarentegen is aannemelijk dat de inrichtingsarts sedert klagers binnenkomst bekend was met de slechte staat van klagers gebit. Op 1 maart 2004 is bekend geworden dat klager op dat moment acute tandheelkundige problemen had èn datde heupoperatie over drie weken zou plaatsvinden. Het had op de weg van de inrichtingsarts gelegen om het verloop van de ontstekingen te volgen, alsmede zich te verstaan met het penitentiair ziekenhuis over klagers ontstoken mond.Dit medisch handelen en nalaten van de inrichtingsarts dient onder voornoemde omstandigheden te worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid ten opzichte van klager behoorde te betrachten.Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu wegens de tandheelkundige problemen de operatie in geen geval doorgang zou hebben kunnen vinden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voorzover deze betrekking heeft op het medisch handelen of nalaten van de inrichtingsarts van De Grittenborgh te Hoogeveen.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voorzover dat betrekking heeft op de periode van 15 augustus 2003 tot 1 maart 2004.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voorzover dat betrekking heeft op de periode van 1 tot 24 maart 2004.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden,secretaris, op 27 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven