Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0630/GM, 27 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/630/GM

betreft: [klager] datum: 27 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 30 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Demersluis te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 22 maart 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.L. Koets-Bolhuis, gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Demersluis is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 11 februari 2004, betreft de behandeling van klagers diabetes.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft een groot wantrouwen jegens de Nederlandse autoriteiten. Naar zijn mening ligt discriminatie op grond van zijn afkomst, ras en persoonlijke eigenschappen ten grondslag aan zijn bejegening en straf. Hij zit eengevangenisstraf van 16 jaar uit en verkeert in een uitzichtloze positie. Tbs is hem wegens zijn illegale verblijf niet opgelegd. Er is een escalatie gaande rond de vraag wie het voor het zeggen heeft. Klager voelt zich onbegrepen enbenut iedere klachtmogelijkheid. Hij heeft behoefte aan een vertrouwenspersoon, mogelijk de inrichtingspsycholoog, die naar hem luistert. Teneinde de problematische vicieuze cirkel waarin klager verkeert te doorbreken heeft deraadsvrouw zich in juni 2004 schriftelijk gewend tot de commissie van toezicht van de p.i. Vught voor het zoeken van een oplossing. De commissie heeft echter niet gereageerd.
Het late indienen van het bemiddelingsverzoek vindt zijn oorzaak in zijn overplaatsing en het niet beschikken over klachtformulier. Bovendien geeft zijn moeite met lezen en schrijven problemen.

Klager heeft verklaard op 19 januari 2004 te zijn overgeplaatst naar de landelijke afdeling voor beheersproblematische gedetineerden te Vught. In Demersluis heeft een p.i.w.-er het klachtformulier uit de envelop gehaald enachtergehouden. Daar kan niemand iets tegen doen. Klager is daarna snel overgeplaatst, zodat hij niet tijdig zijn klacht op schrift heeft kunnen doen stellen en verzenden. In Vught heeft iemand voor hem opnieuw zijn klachtopgeschreven. Zijn klacht betreft het uitblijven van de juiste medicatie voor zijn suikerziekte. De arts in Demersluis wilde hem in december 2003 bloed afnemen aan de binnenkant van zijn arm in plaats van in zijn vinger. Dat wildeklager niet.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
De inrichtingsarts heeft weinig bemoeienis met klager gehad. Wel heeft een keer een gesprek met klager plaatsgehad over de medicatie voor zijn suikerziekte. Klager nam de hem voorgeschreven pillen om onduidelijke redenen niet in enspaarde deze op. Evenmin nam hij een alternatief medicijn. Hij controleerde zelf zijn bloedsuikerwaarde, gaf daarin geen inzage en accepteerde geen consequenties. De inrichtingsarts heeft klager teneinde enig inzicht in zijnsituatie te verkrijgen voorgesteld zijn bloed te onderzoeken, maar dat heeft klager geweigerd, omdat hij slechts bloed wilde afstaan uit zijn vinger.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt het volgende.
Artikel 29, eerste lid, Pm bepaalt dat een schriftelijk verzoek aan de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie om te bemiddelen terzake van een klacht uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het medisch handelenwaartegen de klacht zich richt heeft plaatsgehad, moet worden ingediend.
Het bemiddelingsverzoek d.d. 11 februari 2004 betreft het verschil van mening in december 2003 met de inrichtingarts terzake van de medicatie voor klagers suikerziekte en de wijze van bloed afnemen.
Gebleken is dat klager op 7 januari 2004 vanuit Demersluis is geplaatst op de landelijke afzonderingsafdeling van De Schie, waarna hij op 19 januari 2004 in Vught is geplaatst.
Niet gebleken is dat klager tijdens zijn verblijf in Demersluis een verzoek tot bemiddeling heeft ingediend, noch tijdens zijn verblijf in De Schie. Eerst ruim drie weken na zijn plaatsing in Vught heeft klager op 11 februari 2004een dergelijk schriftelijk verzoek gedaan, derhalve niet binnen de in artikel 29, eerste lid, Pm gestelde termijn. Een klachtformulier is voor een bemiddelingsverzoek niet vereist. Ook het verweer dat klager is overgeplaatst enmoeite heeft met lezen en schrijven leidt niet ertoe dat redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat klager niet in verzuim is geweest.
Klager zal dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden,secretaris, op 27 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven