nummer: 04/2006/GV
betreft: [klager] datum: 27 september 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 augustus 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
De verlofmogelijkheden die klager ter beschikking staan zijn te beperkt om hem in staat te stellen zijn bedrijf draaiend te houden en voor een faillissement te behoeden. Één weekendverlof per maand is te weinig. Het is noodzakelijkdat klager langere tijd in zijn bedrijf aanwezig is. Na de oproep, die erg snel kwam, heeft klager niet genoeg tijd gehad om voorbereidingen te treffen. Hij vond het niet op zijn plaats om uitstel te vragen. Klager zou geholpen zijnmet een week strafonderbreking in september 2004 en een week in oktober 2004.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft strafonderbreking verzocht om zaken thuis te kunnen regelen. Klager heeft, voordat hij zich diende te melden in de beperkt beveiligde inrichting Bankenbosch, meer dan voldoende mogelijkheden gehad om zijn zaken teregelen. De directeur van de inrichting kan klager, indien noodzakelijk, voor de duur van 24 uur naar huis laten gaan voor het regelen van zeer dringende zaken. Bovendien heeft de beperkt beveiligde inrichting Bankenbosch ruimetelefoonmogelijkheden die klager in staat stellen dagelijks met het thuisfront te bellen.
Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn geen adviezen uitgebracht.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht maanden, wegens overtreding van de Wegenverkeerswet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 februari 2005. Klager verblijft als zelfmelder sedert 26 juli 2004in de beperkt beveiligde inrichting Bankenbosch te Veenhuizen.
Ingevolge artikel 34 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Regeling kan strafonderbreking eenmaal worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard.
Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.
Klager heeft zijn beroep ondersteund met schriftelijke stukken waaruit blijkt dat hij sedert juli 2001 makelaarskantoren in Didam en in Giesbeek heeft. Het betreft eenmanszaken. Hij is sedert juli 2003 lid van de verenigingbemiddeling onroerend goed. Uit afschriften van klagers ondernemersrekening en zijn privérekening van juli 2004 blijkt dat hij op dat moment rood staat. Klagers zaken worden door zijn vader, moeder en partner waargenomen, maar zijontberen de kennis om de werkzaamheden op professionele wijze uit te voeren. Klagers financiële situatie stelt hem niet in staat om professioneel personeel aan te nemen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een eenmalige strafonderbreking voor dringende zakelijke omstandigheden rechtvaardigen. Zij vindt steun voor haar oordeel in het in artikel 2, tweede lid, Pbwneergelegde resocialisatiebeginsel. Gelet op het vorenstaande moet de afwijzende beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ookgegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 september 2004
secretaris voorzitter