Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1241/TA, 24 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1241/TA

betreft: [klager] datum: 24 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 11 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 1 juni 2004 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord de heer mr. [...], staffunctionaris juridischezaken. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat een stagiaire binnen de inrichting, zonder dat dit aan klager is gevraagd, inzage heeft in zijn verpleegdedossier en dat deze stagiaire aanwezig is bij de verslavingstherapie van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Evenals vrijwel iedere andere kliniek, geeft de inrichting sinds jaar en dag studenten van relevante HBO- en MBO-opleidingen de gelegenheid om via een stage van ongeveer een jaar ervaring in het specifieke werkveld van de inrichtingop te doen, teneinde later goed geschoolde medewerkers onder hen te kunnen werven. Na een met goed gevolg doorlopen “sollicitatieprocedure” kunnen zij als stagiaire worden aangesteld. Een van de medewerkers van de betreffendediscipline begeleidt de stagiaire vervolgens.
Een stagiaire dient aan dezelfde eisen te voldoen als de gewone medewerker en dient een bewijs van goed gedrag te overleggen en een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen. Voor een stagiaire is het van belang om binnen de kadersvan zijn/haar werkzaamheden kennis te kunnen nemen van zaken die daarbij spelen. Stagiaires moeten hetzelfde gaan doen als sociotherapeuten. Ze moeten gesprekken met verpleegden aangaan, problemen kunnen oplossen en na verloop vantijd een sociotherapeut volledig kunnen vervangen, hetgeen betekent dat wordt deelgenomen aan behandeling en begeleiding. De verslavingsmodule bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft een traject, waarin desociotherapeut met alle deelnemers spreekt. Het tweede onderdeel betreft een individueel traject, waarin één op één gesprekken plaatsvinden. In de onderhavige zaak was de stagiaire aanwezig bij het eerste deel, het groepsgebeuren.Per jaar zijn er zo‘n 20 stagiaires op de sociotherapie.
Klagers klacht is niet beklagwaardig, omdat het gaat om een zorgplicht inzake de tenuitvoerlegging van de tbs. Ten onrechte acht de beklagcommissie de klacht beklagwaardig wegens schending van het recht op privacy. In de inrichtingwordt zorgvuldig omgegaan met informatie over personen/patiënten. Het feit dat tegenover de beklagcommissie niet de exacte opleiding van de stagiaire vermeld kon worden, maakt niet dat het onzorgvuldig was. Uiteraard gaat het om eenrelevante opleiding, anders zou de stagiaire niet op de afdeling werkzaam zijn. Het gaat om een 27- jarige dagstudente van de HBO-opleiding SPH, die volledig stage liep in de inrichting.
De beklagcommissie kan niet worden gevolgd in de opmerkingen dat de inrichting een zorgvuldige procedure ten aanzien van de werkzaamheden en bevoegdheden moet opzetten, de komst van een stagiaire schriftelijk moet aankondigen en datde patiënten de gelegenheid geboden moet worden om gemotiveerd bezwaar te maken tegen de aanwezigheid van een stagiaire bij therapieën. De stagiaires voldoen in feite aan dezelfde eisen als een “volwaardige” nieuwe medewerker. Dekomst van een stagiaire wordt gemeld in de groepsbespreking op de afdeling en op informatieborden. De patiënten weten dat dus wel en weten ook dat er gedurende het gehele jaar stagiaires op afdelingen/dienstonderdelen rondlopen. Hetgaat om stagiaires van relevante opleidingen waaruit de inrichting als forensisch psychiatrische instelling nieuwe medewerkers werft. De genoemde “sollicitatieprocedure” eist een bewijs van goed gedrag en een geheimhoudingsplicht.Conform de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst hebben alleen degenen die rechtstreeks bij de behandeling betrokken zijn een inzagerecht. Er is geen sprake van ongeoorloofde kennisneming van dossiers, omdat alleen kenniskan worden genomen van die stukken, die men nodig heeft voor het correct kunnen uitvoeren van de werkzaamheden.
Indien de komst van een stagiaire individueel bij iedere verpleegde bekend zou moeten worden gemaakt, is bezwaar mogelijk en kom je als inrichting in een ongewenste cyclus terecht. Als een verpleegde bezwaar maakt tegen de komst vaneen stagiaire, wordt met hem gesproken en getracht tot een oplossing te komen. Het is niet voorgekomen dat een verpleegde daarna heeft volhard in zijn bezwaar. Van tevoren was bij de behandelaar niet bekend dat klager bezwaar hadtegen een stagiaire; hij was ook niet naar de maandcommissaris geweest. Klager wil graag weten hoe de regelingen luiden en wat de grenzen zijn.
Het stagebeleid van de inrichting is op schrift gesteld, maar dat is meer gericht op het personeel dan op verpleegden.
In beroep dient de klacht derhalve niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te worden verklaard.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat klager op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt ontvankelijk is in zijn klacht over inperking van het recht op privacy, dat is neergelegd in artikel 8 EVRM.

Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat die klacht ongegrond is. Zij overweegt daartoe als volgt.

Inzage in klagers verpleegdedossier door een stagiaire en aanwezigheid van die stagiaire bij klagers verslavingsmodule vormen, indien klager dit nadrukkelijk niet wenst, inbreuken op het genoemde recht op privacy.
Deze inbreuken zijn evenwel wettelijk voorzien als bedoeld in artikel 8, tweede lid, EVRM gezien het bepaalde in artikel 457, tweede lid, en artikel 459, tweede lid, Burgerlijk Wetboek boek 7 (afdeling 5, overeenkomst inzakegeneeskundige behandeling).
Het tweede lid van voormeld artikel 457 houdt immers in dat inzage zonder toestemming van de patiënt mogelijk is door personen die rechtstreeks zijn betrokken bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst en door degene die alsvervanger van de hulpverlener optreedt, voorzover de inzage noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden.
Het tweede lid van het voormelde artikel 459 houdt in dat degenen van wie beroepshalve de medewerking bij de uitvoering van verrichtingen in het kader van de behandelingsovereenkomst noodzakelijk is, niet worden aangemerkt als anderen” als bedoeld in het eerste lid van artikel 459, inhoudende dat de hulpverlener deze verrichtingen uitvoert buiten de waarneming van anderen dan de patiënt, tenzij deze ermee heeft ingestemd dat de verrichtingen kunnen wordenwaargenomen door anderen.

Op grond van het in de inrichting geldende, schriftelijk neergelegde stagebeleid, zoals dat namens het hoofd van de inrichting in beroep is verwoord, maakt de inrichting jaarlijks gebruik van zo’n 20 stagiaires voor desociotherapie. Deze stagiaires draaien uitsluitend in het kader van een relevante opleiding mee op een afdeling en zijn daar rechtstreeks betrokken bij het groepsgebeuren, op grond waarvan zij kennis moeten kunnen nemen vanrelevante gegevens.
In het licht daarvan zijn de in de inrichting werkzame stagiaires gelijk te stellen met een personeelslid of medewerker in de zin van artikel 1, aanhef en onder k, Bvt: “een persoon die een taak uitvoert in het kader van detenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een inrichting voor tbs-gestelden”.
Uit de inlichtingen namens het hoofd van de inrichting komt naar voren dat in het onderhavige geval sprake was van een 27-jarige stagiaire met de HBO-opleiding SPH, die full-time werkzaam was bij de sociotherapie in de inrichting enrechtstreeks betrokken was bij het groepsgebeuren in het kader van klagers verslavingsmodule, alsmede dat deze stagiaire als zodanig alleen inzage had in de voor haar werkzaamheden relevante gegevens.
Nu deze stagiaire in het kader van de sociotherapie rechtstreeks betrokken was bij het groepsgebeuren op de afdeling en daarnaast bij het groepsgebeuren binnen klagers verslavingsmodule, was klagers toestemming voor inzage in zijnverpleegdedossier door de stagiaire en haar aanwezigheid bij bedoeld traject van die verslavingsmodule van klager derhalve niet vereist. Een dergelijke, wettelijk voorziene, inbreuk op klagers recht op privacy is derhalvenoodzakelijk (artikel 8, tweede lid, EVRM) voor de goede tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel, waarbij de beroepscommissie benadrukt dat de onderhavige stage niet als een korte kennismakings- of oriëntatiestage kan wordenbeschouwd.

Het beroep zal op grond van het vorenstaande derhalve gegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het aanbeveling verdient dat de verpleegden in de inrichting in het algemeen worden geïnformeerd over het stagebeleid van de inrichting en de positie van de stagiaire door hetverstrekken van schriftelijke informatie terzake.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 24 september 2004

secretaris voorzitter

nummer: 04/1241/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 9 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is namens het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek, de heer mr. [...], staffunctionaris juridische zaken.
Klager heeft op 3 augustus 2004 schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen, omdat hij niets heeft toe te voegen aan hetgeen hij tegenover de beklagcommissie heeft verklaard.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Het ging om een 27- jarige dagstudente van de HBO-opleiding SPH, die volledig stage liep in de inrichting.
Stagiaires moeten hetzelfde gaan doen als sociotherapeuten. Ze moeten gesprekken met verpleegden aangaan, problemen kunnen oplossen en na verloop van tijd een sociotherapeut volledig kunnen vervangen, hetgeen betekent dat wordtdeelgenomen aan behandeling en begeleiding.
De verslavingsmodule bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft een traject, waarin de sociotherapeut met alle deelnemers spreekt. Het tweede onderdeel betreft een individueel traject, waarin één op één gesprekkenplaatsvinden. In de onderhavige zaak was de stagiaire aanwezig bij het eerste deel, het groepsgebeuren. Per jaar zijn er zo‘n 20 stagiaires op de sociotherapie.
De komst van een stagiaire wordt gemeld op informatieborden. Indien de komst van een stagiaire individueel bij iedere verpleegde bekend zou moeten worden gemaakt, is bezwaar mogelijk en kom je als inrichting in een ongewenste cyclusterecht. Als een verpleegde bezwaar maakt tegen de komst van een stagiaire, wordt met hem gesproken en getracht tot een oplossing te komen. Het is niet voorgekomen dat een verpleegde daarna heeft volhard in zijn bezwaar. Van tevorenwas bij de behandelaar niet bekend dat klager bezwaar had tegen een stagiaire; hij was ook niet naar de maandcommissaris geweest. Klager wil graag weten hoe de regelingen luiden en wat de grenzen zijn.
Het stagebeleid van de inrichting is op schrift gesteld, maar dat is meer gericht op het personeel dan op verpleegden.

secretaris voorzitter

Naar boven