Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2130/GV, 16 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2130/GV

betreft: [klager] datum: 16 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 september 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 september 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij wil graag zijn broer bezoeken die in week 38 (de week van 13 tot en met 19 september 2004) met verlof in Nederland is. De broer heeft zes maanden als militair in Bosnië verbleven en na ommekomst van zijn verlof zal hij voor eenperiode van 12 maanden naar Bosnië terugkeren.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Niet is door klager aangetoond dat het daadwerkelijk om een broer van hem gaat. Voorts is niet gesteld of gebleken dat, zo het zijn broer betreft, deze niet in staat zou zijn klager in de inrichting te komen bezoeken.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Ooyerhoek heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers gedrag binnen de inrichting.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek, wegens onder meer diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 oktober 2004.

Krachtens artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijkesfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Aangenomen wordt dat sprake is van een broer van klager en mitsdien de ingevolge artikel 21, eerste lid, onder a van de Regeling genoemde beweerde band bestaat.In de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling staan de situaties beschreven waarbij incidenteel verlof verleend kan worden. Een bezoek als door klager beoogd staat hierbij niet vermeld. De beroepscommissie is van oordeel datmitsdien geen sprake is van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager, waarbij zijn aanwezigheid buiten de inrichting noodzakelijk is. Te meer nu in het geheel niet is gesteld of gebleken waarom de broer klager niet in deinrichting zou kunnen bezoeken. De beslissing van de Minister is derhalve niet in strijd met de wet en deze kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven