Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1952/GV, 20 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1952/GV

betreft: [klager] datum: 20 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 augustus 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Door de selectiefunctionaris wordt aangegeven dat klager vijfmaal eerder nietteruggekeerd is van verlof. Dit betrof vier verloven tijdens een vorige detentie en een verlof tijdens de huidige detentie in januari 2003. De inmiddels verstreken tijdsduur is zo lang dat deze onttrekkingen minder zwaar haddenmoeten wegen. Aanvragen voor een beperkt beveiligde inrichting, incidenteel verlof, strafonderbreking en algemeen verlof zijn hierdoor afgewezen. Voorts wordt aangegeven dat klager recent zou hebben gevochten. Klager heeft eenwoordenwisseling gehad met een medegedetineerde, waarbij geen enkel lichamelijk contact is geweest. Klager heeft hiervoor een disciplinaire straf van zeven dagen afzondering gehad, terwijl het veel soepeler opgelost had kunnenworden. Resocialisatie in de maatschappij dient voorop te staan en verlof is daar een onderdeel van en van belang voor zijn gezinsleven.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich vijfmaal eerder aan detentie onttrokken, ook éénmaal tijdens de huidige detentie. Deze onttrekkingen en klagers gedrag in de inrichting hebben geleid tot een negatieve beslissing. Er bestaat te weinig vertrouwendat klager van verlof zal terugkeren c.q. zich aan afspraken zal houden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Bosch heeft aangegeven bezwaar te maken tegen verlofverlening in verband met klagers eerdere onttrekkingen aan verlof.
De politie Brabant-Noord heeft erop gewezen dat klager eerder niet terug is gekeerd van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van respectievelijk vier maanden en een maand te ondergaan. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 juli 2005. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van respectievelijk negen en vier dagen en veertien dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijkehandhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is viermaal tijdens vorige detenties en éénmaal eerder tijdens de huidige detentie niet teruggekeerd van verlof. Voorts zijn hem recent disciplinaire straffen opgelegd in verband met drugsgebruik en agressief en provocerendgedrag.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een zodanige contra-indicatie vormen voor verlofverlening dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijering en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven