Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2050/GV, 20 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2050/GV

betreft: [klager] datum: 20 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 september 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 augustus 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek om hem drie dagen strafonderbreking te verlenen afgewezen en in plaats daarvan bepaald dat aan klager incidenteel verlof onder begeleiding zal worden verleend.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het verlenen van strafonderbreking ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager had verzocht om drie dagen strafonderbreking en in plaats daarvan wordt hemincidenteel verlof onder begeleiding verleend, waarbij niet wordt vermeld hoe lang dit zal duren. Op klagers verzoek tot strafonderbreking ontvangt hij geen duidelijk antwoord. Aan gedetineerden, die ernstiger delicten hebbengepleegd, wordt wel strafonderbreking verleend.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om afscheid te kunnen nemen van zijn moeder is gehonoreerd met het verlenen van incidenteel verlof onder begeleiding. Terecht wordt opgemerkt dat geen schriftelijke inhoudelijke reactie is gegeven op klagers verzoektot strafonderbreking. Dit is abusievelijk, mede door de noodzaak om het verzoek snel af te handelen, vergeten. Klager heeft nog een aanzienlijk gedeelte van zijn straf te ondergaan. Hij heeft nog niet de helft van zijn detentieondergaan. Daarbij heeft de officier van justitie negatief geadviseerd in verband met de mogelijkheid van slachtofferconfrontatie en klagers strafrestant. Dit is de reden geweest om te besluiten om het verzoek tot strafonderbrekingniet te honoreren, maar een incidenteel verlof onder begeleiding toe te staan, hetgeen met het b.s.d. van de inrichting telefonisch is doorgenomen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van de aanvraag tot strafonderbreking.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het toekennen van strafonderbreking, maar geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van incidenteel verlof onder begeleiding.

Een medewerkster van het b.s.d. van de gevangenis Nieuw Vosseveld heeft d.d. 15 september 2004 telefonisch aan het secretariaat medegedeeld dat klager op 27 augustus 2004 gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om middelsincidenteel verlof onder begeleiding afscheid te kunnen nemen van zijn moeder.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens doodslag (in combinatie met een ander strafbaar feit). De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 september 2006. Aansluitend dient hijeventueel een subsidiaire hechtenis van twee dagen te ondergaan.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof. Voor wat betreft klagers verzoek om strafonderbreking in verband met het overlijden van zijn moeder overweegt de beroepscommissie dat in artikel 21 en artikel 24 van de Regeling isbepaald dat voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is, een andere vorm van verlof, namelijk incidenteel verlof, kan worden verleend. Deberoepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden voor zijn verzoek om strafonderbreking niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. Derhalve is de afwijzing door deMinister van klagers verzoek om strafonderbreking niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, temeer nu klager de mogelijkheidis geboden om middels incidenteel verlof onder begeleiding afscheid van zijn moeder te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, en mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven