Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1423/GA, 14 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1423/GA

betreft: [klager] datum: 14 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 10 juni 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Oosterhoek te Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klager gehoord. De directeur van de locatie Oosterhoek heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting teverschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een tweede positieve urinecontrole op softdrugs binnen drie maanden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Als reden voor de zwaardere dan gebruikelijk in dit soort zaken opgelegde disciplinaire straf noemt de directeur het feit dat klagervoor de tweede maal binnen drie maanden positief is bevonden op het gebruik van softdrugs. Gelet op de data van de desbetreffende rapporten, namelijk 10 februari 2004 en 18 mei 2004, ligt daartussen een langere periode. Zijn strafhad dan ook lager moeten uitvallen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager is op 19 mei 2004 disciplinair gestraft op basis van een schriftelijk verslag van 18 mei 2004, waarin de positieve uitslag van een op 10 mei 2004 afgenomen urinecontrole is vastgelegd. De motivering van de straf luidt: “omdatu voor de tweede maal binnen 3 maanden positief bent bevonden op het gebruik van softdrugs”.
Op 11 februari 2004 is klager voor een zelfde feit gestraft. Het verslag dat daarvoor als basis diende is van 10 februari 2004.
Op grond van de genoemde gegevens kan worden vastgesteld dat tussen de eerdere bevinding van klagers softdruggebruik (in de vorm van het verslag d.d. 10 februari 2004) en de laatste bevinding (via het verslag d.d. 18 mei 2004) meerdan drie maanden zitten. De motivering van de onderhavige straf is, gelet daarop, dan ook onjuist.
Waar klager in het afgelopen jaar meermalen disciplinair is gestraft terzake van het niet meewerken aan een urinecontrole dan wel wegens een positieve urinecontrole, kan niet gezegd worden dat de geringe feitelijke onjuistheid in destrafmotivering zou moeten meebrengen, dat de klager thans opgelegde disciplinaire straf als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 14 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven