Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0742/GA, 14 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/742/GA

betreft: [klager] datum: 14 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 5 april 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2004, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de heer [...], unit-directeur bij de p.i. Vught. Klager was wegens ziekte verhinderd ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager bij niet-deelname aan de extra sport niet mocht achterblijven op de afdeling, maar zou worden ingesloten in zijn cel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Naar zijn mening mogen extra sportmomenten alleen dan worden aangeboden, als er voldoende personeel aanwezig is. Op die manier kan hetdagprogramma normaal doorgang vinden en behoeven gedetineerden die aan die extra activiteit niet willen meedoen, niet te worden ingesloten. Ook vindt hij het onjuist dat tevoren geen overleg plaatsvindt over een eventueel extrasportmoment, en dat alleen maar wordt gevraagd wie er aan wil deelnemen. Zijns inziens kan een dergelijke activiteit, waaraan overigens de meerderheid van zijn afdeling niet meedoet, beter worden aangeduid als ‘extra ingeslotentijd’.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op verzoek van tien gedetineerden heeft een p.i.w.-er in het bewuste weekend een voetbalwedstrijd georganiseerd. Zo’n activiteitkost extra personeel omdat deze buiten plaatsvindt. Gevolg hiervan was dat er geen personeel meer was voor het begeleiden van het recreatieve programma. Dit betekende dat degenen die niet wilden meedoen aan de sportactiviteit,zouden worden ingesloten op cel. Klager, die niet van sporten houdt, heeft er uiteindelijk voor gekozen om als toeschouwer mee naar buiten te gaan.
De gedetineerden op de bewuste afdeling verblijven in een regime van algehele gemeenschap. Dit betekent dat ze, afgezien van geplande activiteiten, overdag op hun afdeling buiten de cel verblijven. Ze hebben dan alle gelegenheid omte telefoneren; tevens zijn er recreatiemiddelen beschikbaar.
Omdat er sprake is van veel verveling op de afdeling, wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan een dergelijk, niet vaak gedaan, verzoek vanuit de groep. Dit soort extra (sport)activiteiten worden bewust niet in het programmaopgenomen, omdat ze dan een verplichtend karakter zouden krijgen. Over het algemeen worden activiteiten als deze zeer gewaardeerd door de gedetineerden en leveren ze voor de niet-deelnemers geen problemen op. De duur van de extrasport – en de eventuele verplichte insluiting op cel – bedroeg in het onderhavige geval niet veel meer dan een uur.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om tijdens de extra sport waaraan hij niet wenste deel te nemen, te mogen achterblijven op de afdeling, waar hij o.a. wilde telefoneren. Dit verzoek is afgewezen; klager had de keuze tussen insluiting op cel ofmeegaan naar buiten. Hij heeft uiteindelijk voor het laatste gekozen.
De beroepscommissie overweegt omtrent de afwijzing als volgt.
Ingevolge artikel 20, tweede lid, Pbw kan een gedetineerde in een regime van algehele gemeenschap worden verplicht zich gedurende activiteiten waaraan hij niet deelneemt, in zijn verblijfsruimte op te houden. Dit betekent dat deonderhavige beslissing van de directeur niet in strijd is met de wet.
Voorts is aannemelijk geworden dat een extra sportactiviteit als deze slechts af en toe plaats vindt en dat dit gebeurt op verzoek van de meerderheid van de desbetreffende gedetineerden. Op doordeweekse dagen, maar vooral ook in hetweekend, verblijven de gedetineerden langdurig gezamenlijk op de afdeling, waar zij alle gelegenheid hebben om onder meer te telefoneren. Verder blijkt een extra sportactiviteit een welkome onderbreking te vormen van de vervelingdie kennelijk op de afdeling heerst. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing van de directeur evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 14 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven