Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1302/GA, 14 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1302/GA

betreft: [klager] datum: 14 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie PCMI De Corridor te Zeeland,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 juni 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], wnd. unit-directeur van De Corridor.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voorzover in beroep aan de orde, betreft het afwijzen van klagers (vermeende) eerste verlofaanvraag voor 23 tot 25 april 2004.

De beklagcommissie heeft het beklag op dit onderdeel gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had een verzoek om algemeen verlof ingediend voor de periode 23-25 april 2004. Dit verzoek kwam in eerste instantiebij klagers mentor, een groepswerker, die het in handen heeft gesteld van de selectiecoördinator. Deze functionaris heeft toen een verlofschema voor klager opgesteld en daarbij meteen geconstateerd dat de bewuste verlofaanvrage inzoverre verkeerd was, dat de eerste verlofgelegenheid voor klager, die op 22 maart 2004 in De Corridor was gekomen, pas eind mei zou vallen. Hij heeft klagers mentor hiervan op de hoogte gesteld, onder mededeling dat de aanvraagniet (verder) in behandeling zou worden genomen. De mentor heeft dit aan klager doorgegeven, die vervolgens een nieuwe – en nu juiste – aanvraag heeft ingediend. Alvorens op deze laatste aanvraag kon worden beslist is klagerweggeplaatst.
Er is, gelet op deze gang van zaken, geen sprake van een afwijzing van de eerste verlofaanvraag, nu deze niet in behandeling is genomen. Het opstellen van de schriftelijke beslissing op een verlofaanvraag is gedelegeerd aan deselectiecoördinator, zij het dat de directeur het stuk ondertekent.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De feitelijke gang van zaken is anders geweest dan de directeur heeft geschetst. Klager heeft direct na binnenkomst in de inrichtingop 22 maart 2004 een verlofaanvraag ingediend. Hij wist dat een eerste verlof na zo’n 6 à 8 weken mogelijk is. Bij het berekenen van de vroegst mogelijke datum is hij uitgegaan van de dag waarop het laatste gedeelte van zijndetentie is ingegaan. Het feit dat hij eerst tien dagen heeft doorgebracht op het politiebureau bij gebreke aan een plaats in een p.i., kan niet in zijn nadeel werken. Het verlof dat hij had aangevraagd viel precies na 6 wekendetentie, op de verjaardag van zijn dochter.
Drie weken na het indienen van zijn verlofaanvraag moest hij een urinecontrole ondergaan. Op 15 april 2004 heeft hij zijn mentor gevraagd of al iets bekend was over het verlof. Deze wist te vertellen dat de uitslag van zijnurinecontrole goed was, evenals de over hem opgestelde rapportage. Hij heeft toen met een medewerker van het b.s.d. gebeld, die net met klagers aanvraag bezig bleek te zijn; de volgende dag zou uitsluitsel worden gegeven. Echter,vijf minuten later kwam van het b.s.d. telefonisch het bericht dat de aanvraag afgewezen zou worden vanwege het feit dat klager tijdens zijn verblijf in de p.i. Maashegge niet van weekendverlof was teruggekeerd. De volgende dagheeft een p.i.w.-er hierover nogmaals met het b.s.d. gebeld. In dat gesprek is gezegd dat het verlofverzoek van klager inderdaad was afgewezen en dat hij daarvan uiterlijk de daarop volgende maandag een schriftelijke bevestiging zoukrijgen, met vermelding van de beklagmogelijkheid. Een dergelijk stuk heeft klager nimmer ontvangen.

3. De beoordeling
Ingevolge de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting moet een gedetineerde schriftelijk in kennis worden gesteld van de beslissing op zijn verzoek om verlof. Indien sprake is van een kennelijke fout in de aanvraag – welkedoorgaans snel na de indiening zal worden ontdekt –kan worden volstaan met een mondelinge mededeling aan de betrokken gedetineerde, waarna de aanvraag opnieuw, maar nu correct, kan worden ingediend.
Niet weersproken is dat klager zijn verlofaanvraag heeft gedaan op 22 maart 2004, dat hem drie weken later een urinecontrole is afgenomen en dat hij niet eerder dan een week vóór zijn beoogde verlofperiode, op zijn initiatief,informatie over het (al dan) niet doorgaan van het verlof heeft ontvangen.
Indien en voorzover al mét de directeur kan worden aangenomen dat klagers verlofaanvraag onjuist was ingevuld en mitsdien niet (verder) behandeld kon worden, dan had een formele afhandeling achterwege kunnen blijven, op voorwaardedat klager daarover op behoorlijke wijze duidelijkheid zou zijn gegeven. Hoewel de directeur stelt dat dit laatste het geval is geweest, is dit voor de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk kunnen worden, mede gelet op voormeldtijdsverloop en op de door klager afgelegde verklaring, waaruit bovendien niet blijkt dat hem zekerheid is gegeven over de verlofperiode waarop de afwijzing betrekking had.
Gelet op het vooroverwogene zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het desbetreffende onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 14 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven