Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1948/GV, 13 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1948/GV

betreft: [klager] datum: 13 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 26 augustus 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 augustus 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Hij wil graag strafonderbreking om in de thuissituatie rust te creëren. Klagers echtgenote is overspannen en kan daardoor haar taken als moeder niet optimaal vervullen. Daarbij is hetvan belang dat zijn twee kinderen van negen en elf jaar een gestructureerde en stabiele thuisbasis hebben. Een eerder verleende strafonderbreking van twee weken heeft aangetoond dat klagers aanwezigheid thuis het functioneren vanzijn kinderen positief beïnvloed heeft.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op klagers situatie is er geen sprake van een zodanige bijzonder onverwachte gebeurtenis welke een zwaarwegende reden vormt om klagers gevangenisstraf (tijdelijk) te onderbreken. Tijdens zijn vorige strafonderbreking, welkeklager heeft gekregen om zijn gezin te ondersteunen, is aangegeven dat klager die periode tevens diende te gebruiken om thuis orde op zaken te stellen. Hiermee is niet alleen de periode van schorsing bedoeld, maar ook de nabijetoekomst.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 11 jaar met aftrek, wegens overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 21 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 14 januari 2007. Aansluitend dient hij eventueel 21 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, datniet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende levenspartnerof kind.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het advies van de medisch adviseur bij het ministerie van justitie, er indertijd sprake was van een omstandigheid zoals bedoeld in de Regeling op grond waarvan strafonderbreking aanklager kon worden verleend. Uit hetzelfde advies blijkt ook dat om die reden klager strafonderbreking moest worden verleend voor de duur van twee weken, zodat hij de eerste verzorging voor de kinderen op zich kon nemen. Gedurendedie periode diende hij tevens opvang vanuit zijn eigen omgeving te zoeken. Aan klager is strafonderbreking verleend voor de duur van twee weken van 22 juli 2004 tot en met 5 augustus 2004. Uit de bijgevoegde rapportage van hetBureau Jeugdzorg blijkt dat thans van een omstandigheid, zoals bedoeld in de regeling, geen sprake meer is. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven