Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6369/TB, 12 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-20/6369/TB

betreft: [klager]            datum: 12 oktober 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 10 maart 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.

Klager verblijft vanaf 27 augustus 2018 in FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

Bij verzoekschrift van 5 februari 2020 heeft klagers raadsman verzocht klager over te plaatsen naar De Kijvelanden. Dit verzoek is bij beslissing van 10 maart 2020 afgewezen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager wil naar De Kijvelanden worden overgeplaatst omdat hij dan dichterbij zijn netwerk verblijft. Behandeling van klager in De Rooyse Wissel is niet van de grond gekomen, volgens de instelling omdat klager niet gemotiveerd is om aan behandeling deel te nemen. Dit is juist een argument om klager over te plaatsen naar een andere instelling, omdat dit klager een kans geeft met nieuwe behandelaren wel gemotiveerd te raken voor behandeling. Ook zal hij dan mogelijk, anders dan nu vanwege het ontbreken van een vertrouwensband, wel toestemming geven om contact op te nemen met zijn netwerk in de regio Rotterdam.

Klager voelt zich onvoldoende veilig in De Rooyse Wissel, omdat een medepatiënt hem heeft gedreigd iets aan te doen. Deze medepatiënt verblijft nu op een andere afdeling, maar klager wordt nog regelmatig tegen zijn wens in met hem geconfronteerd.

De Rooyse Wissel stelt klager onvoldoende in staat te leven naar zijn spirituele en veganistische leefwijze. Klager krijgt geen of onvoldoende financiële middelen om tegemoet te komen aan zijn veganistische levensstijl.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Vanuit behandelinhoudelijk perspectief biedt een overplaatsing van klager geen enkele meerwaarde. Uit de reactie van De Rooyse Wissel van 25 februari 2020 op het overplaatsingsverzoek volgt dat klager niet gemotiveerd is om aan enige vorm van behandeling mee te werken en dat hij naar eigen zeggen daaraan ook bij overplaatsing niet zal meewerken. De instelling acht overplaatsing naar een instelling in de regio van zijn netwerk zelfs onwenselijk, nu klager geen toestemming geeft om contact met zijn netwerk op te nemen en er duidelijke aanwijzingen zijn dat klager geen contact met zijn netwerk heeft. Het is zeer de vraag of zijn netwerk wel in contact met klager wil treden nu zijn indexdelict is gericht tegen zijn toenmalige partner en een eerder delict tegen zijn zus was gericht.

Uit nadere informatie van de instelling van 22 juni 2020 blijkt dat de instelling nog steeds behandelmogelijkheden ziet. De mogelijkheid van een dwangmedicatietraject wordt bezien omdat klager nog steeds behandeling weigert, en ook niet wil meewerken aan nadere diagnostiek en het in kaart brengen van risicofacturen, en omdat hij geen medicatie wenst in te nemen.

Klager heeft de instelling nog steeds geen toestemming gegeven om contact met zijn netwerk op te nemen. Klager heeft de instelling niemand laten screenen, hij ontvangt of verstuurt geen post en wordt nooit door zijn netwerk gebeld, waardoor de indruk bestaat dat hij geen contact met zijn netwerk heeft.

Bovendien heeft het Informatiepunt Detentieverloop inmiddels laten weten dat bij het aflopen van klagers tbs een contactverbod geldt ten aanzien van negen familie- en netwerkleden, waaronder zijn ex-partner (slachtoffer) en dochter.

Het slachtoffer heeft kenbaar gemaakt dat zij absoluut niet open staat voor contact met klager en dat zij niet wil dat haar verblijfplaats bij hem bekend wordt.

De stelling van klagers raadsman dat klager zich onveilig voelt vanwege bedreiging door een medepatiënt, staat haaks op verklaringen van klager tegenover de instelling. Er heeft een conflict plaatsgevonden, maar klager heeft herhaaldelijk bij personeel van de instelling gemeld dat hij zich niet bedreigd heeft gevoeld of voelt. De desbetreffende medepatiënt is mede om andere redenen eind 2019 op vrijwillige basis naar een andere afdeling overgeplaatst.

Er hebben zich geen incidenten meer voorgedaan tussen klager en die medepatiënt.

De wijze waarop de instelling rekening houdt met de levenswijze van klager is niet vatbaar voor beroep. Overigens blijkt uit de inlichtingen van De Rooyse Wissel dat klager veganistisch kan eten. De instelling bestelt van het afdelingsbudget extra voedingsmiddelen en tijdens het koken op de groep wordt met klagers levensstijl rekening gehouden. Tenslotte kan klager een keer per week een kort realistisch boodschappenlijstje aanleveren met producten die klager extra wenst te bestellen.

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem over te plaatsen naar een andere instelling. Klager heeft blijkens door verweerder bij de De Rooyse Wissel ingewonnen inlichtingen geen enkele motivatie om aan enige behandeling in welke instelling dan ook deel te nemen, zodat niet valt te verwachten dat klager na overplaatsing zich wel voor enige behandeling zal gaan inzetten. De Rooyse Wissel onderzoekt nog de mogelijkheden om via een medicamenteuze (dwang)behandeling ingang voor behandeling bij klager te kunnen krijgen.

Het is aan de instelling te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn netwerk daarbij wordt betrokken.

De Rooyse Wissel acht overplaatsing naar een instelling dichterbij klagers netwerk niet aangewezen, nu klager geen contact met zijn netwerk heeft aangevraagd en/of lijkt te hebben en het bovendien zeer de vraag is of er netwerkleden zijn die contact met klager zouden willen hebben. Na het einde van klagers tbs geldt een contactverbod ten aanzien van negen familie- en netwerkleden.

In ieder geval heeft klagers slachtoffer het Informatiepunt Detentieverloop gemeld absoluut geen contact met klager te willen, hetgeen vanwege slachtofferbelangen een contra-indicatie voor overplaatsing naar een instelling in de buurt van zijn slachtoffer vormt.

De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Klagers stelling dat hij zich vanwege een eerdere bedreiging door een medepatiënt onveilig voelt in De Rooyse Wissel kan niet tot het oordeel leiden dat klager ondanks het vorenstaande naar een andere instelling zou moeten worden overgeplaatst. Klager heeft zijn stelling niet concreet gemaakt, maar alleen aangegeven dat hij hem nog regelmatig tegenkomt en niet met hem geconfronteerd wil worden. Uit de door verweerder ingewonnen inlichtingen bij De Rooyse Wissel komt verder naar voren dat die medepatiënt vanaf eind 2019 op een andere afdeling verblijft en dat zich daarna geen incidenten meer tussen hen hebben voorgedaan.

Hetgeen klager over de mate van het rekening houden met klagers levensstijl door De Rooyse Wissel heeft aangevoerd, maakt geen onderdeel uit van de onderhavige procedure, zodat dit buiten beschouwing wordt gelaten. Klager kan zich daarover beklagen bij de maandcommissaris en/of de beklagcommissie van de instelling.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 oktober 2020.

secretaris                                voorzitter                    

Naar boven