Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1312/GA, 1 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1312/GA

betreft: [klager] datum: 1 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.L.M.Lenssen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 2 april 2004 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], unit-directeur bij locatie De IJssel.

Klager heeft mondeling aangeven dat hij niet ter zitting wenste te verschijnen.

Klagers raadsvrouw mr. G.L.M. Lenssen heeft schriftelijk medegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte in verband met spugen en bedreigen van een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het ontbrekende rapport is thans wel bij de stukken gevoegd. Klager heeft dit rapport niet eerder gezien. Tijdens de mondelingebehandeling bij de beklagcommissie is niet aangegeven dat dit rapport wel zou bestaan en alsnog overgelegd kon worden. Uit het rapport blijkt niet dat het is uitgereikt en wanneer het zou zijn uitgereikt. Bepalend in beroep dient destand van zaken zoals die bestond ten tijde van de behandeling door de beklagcommissie te zijn en de klacht dient op formele grond gegrond te worden verklaard. De beschikking tot oplegging van de disciplinaire straf is in strijd metartikel 58, eerste lid, Pbw niet ondertekend. De formele eisen dienen om de gedetineerde waarborgen te geven bij het opleggen van een disciplinaire straf. Er is sprake van een fataal wettelijk gebrek, waarbij verwezen wordt naar01/1940//GA d.d. 28 januari 2002.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In 01/1940/GA d.d. 28 januari 2002 is sprake van een heel scala aan formele gebreken. De onderhavige beslissing is enkelniet ondertekend, maar wel uitgereikt en klager is tevoren gehoord. Het niet ondertekenen van de beschikking betreft geen fataal gebrek. Het was geen opzet dat het onderliggende rapport niet aanwezig was op de zitting van debeklagcommissie. De beklagcommissie heeft niet om het rapport gevraagd, maar het rapport was er wel.

3. De beoordeling
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat tijdens de behandeling van de beklagcommissie het onderliggende rapport ontbrak en dat in beroep met het rapport geen rekening moet worden gehouden. Nu het beklag in beroep opnieuw ten grondewordt beoordeeld en het rapport thans wel deel uit maakt van de stukken, kan dit rapport bij de beoordeling in beroep worden betrokken. Uit het rapport blijkt dat het aan klager is aangezegd en op welke datum dit is geschied. Doorde raadsvrouw is voorts aangevoerd dat de beschikking oplegging disciplinaire straf niet is ondertekend en dat dit een fataal gebrek is. De beroepscommissie overweegt dat uit de inhoud van de beschikking blijkt dat klager tevorendoor de directeur terzake is gehoord en de beschikking vermeldt ook de naam en de functie van de directeur. Voldoende duidelijk is geworden dat de bestreden beslissing door de vermelde unit-directeur is genomen. De beroepscommissiekomt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de beklagcommissie dient te worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven