Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1420/GA, 1 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

Uitspraak

nummer: 04/1420/GA

betreft: [klager] datum: 1 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Lelystad,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 juni 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is gehoord [...], afdelingshoofd bij de locatie Lelystad.

Klager heeft telefonisch laten weten aan het secretariaat van de Raad dat hij afstand doet van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van eigendommen na externe overplaatsing.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft zijn eigendommen zelf ingepakt en vijf dozen aan de badmeester aangeboden voor vervoer. Een zesde doos ismeegegaan met het vervoer van klager naar de andere inrichting. Navraag is gedaan bij de badmeester. Deze heeft bevestigd dat hij alle dozen, die door klager zijn aangeboden te weten vijf dozen, heeft verstuurd. De aantekening op devrachtbrief, dat er vijf dozen zijn aangeboden, is door de badmeester gemaakt op het moment dat de dozen door klager zijn aangeboden.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft zelf zijn goederen verpakt in dozen en deze dozen voor vervoer aan de badmeester aangeboden, behalve één doos die hij zelf heeft meegenomen .
Uit de bij de stukken gevoegde vrachtbrief blijkt dat vanuit de locatie Lelystad vijf dozen zijn verzonden. Vaststaat dat er in de ontvangende inrichting, de p.i. Veenhuizen, ook vijf dozen zijn ontvangen. Nu de vrachtbrief door debadmeester is ingevuld op het moment dat de dozen ter verzending door klager zijn aangeboden, is onvoldoende aannemelijk dat de aantekening, dat vijf dozen ter verzending door klager zijn aangeboden, niet juist zou zijn en dat eendoos meer zou zijn aangeboden die echter niet door de locatie Lelystad is verzonden. Vooropgesteld dat een gedetineerde primair zelf verantwoordelijk is voor de eigen goederen die hij in de inrichting onder zich heeft, isonvoldoende aannemelijk dat hier sprake is van onzorgvuldig handelen dat aan de directeur van de locatie Lelystad moet worden toegerekend.
De beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven