Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1149/TA, 30 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1149/TA

betreft: [klager] datum: 30 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 1 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 21 mei 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Amsterdam, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van voormeldetbs-inrichting mevrouw [...], juridisch medewerker bij de inrichting, en mevrouw [...], hoofd behandeling. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft onjuiste vermeldingen in de zeswekelijkse rapportage over klager.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zoals vermeld in de artikelen 25 tot en met 27 “Toelichting Bvt” is de mening van een patiënt cruciaal in de behandeling. Alleen objectieve rapportage kan bijdragen aan een vruchtbare behandeling. De volgende twee zinnen in dezeswekelijkse rapportage van 21 september 2003 tot en met 2 november 2003 zijn onsamenhangend en warrig: “Betrokkene vertelt regelmatig over zijn onschuld ten aanzien van het omgaan met minderjarigen in Roemenië. Volgens betrokkenemoeten we accepteren dat een relatie met een veertienjarige heel normaal is”.
In de uitspraak van de beklagrechter staat ten onrechte dat klager zou hebben gezegd dat hij onschuldig is aan ontucht met minderjarigen. Klager heeft dat niet gezegd. Hij is namelijk niet veroordeeld voor ontucht met minderjarigen.Hij heeft een relatie gehad met een veertienjarige, maar is daarvoor niet veroordeeld. Klager geeft dit al anderhalf jaar lang aan. Rapportages worden met klager besproken, ook de onderhavige zeswekelijkse evaluatie, maar eenverslag van zijn reactie daarop wordt niet daaraan gehecht en klager hoort er nooit meer iets van. Dat geeft steeds meer irritatie. De mening van de patiënt wordt zo niet gehoord of verdraaid. De in artikel 18 Bvt neergelegdezorgplicht tot het aanhechten van het schriftelijk commentaar van de verpleegde op het jaarlijkse evaluatieverslag zou moeten worden uitgebreid naar andere rapportages, zoals de onderhavige zeswekelijkse rapportage.
Klager is op grond van artikel 56, eerste lid, onder e Bvt ontvankelijk in zijn klacht, omdat hij recht heeft op zorgvuldige totstandkoming van rapportages over hem, die doorwerken in de wettelijke aantekeningen en de jaarlijkseevaluatie. De onderhavige zeswekelijkse rapportage is niet zorgvuldig tot stand gekomen, nu klagers mening niet aan de rapportage is gehecht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Wat betreft de ontvankelijkheid wordt verwezen naar de jurisprudentie van de beroepscommissie inzake zorgplichten en de evaluatie van het behandelplan.
Patiënten kunnen hun mening geven op de jaarlijkse evaluatie van het behandelplan. Als een patiënt aangeeft dat een feit onjuist is, wordt dit nagegaan en zo nodig gecorrigeerd. Als een patiënt het niet eens is met de diagnose of demening van de behandelaar, wordt de mening van de patiënt aangehecht aan het evaluatieverslag.
Dit gebeurt niet bij de zeswekelijkse rapportages. De mening van de patiënt komt terug bij de evaluatie van het behandelplan. Op dit moment wordt binnen de kliniek besproken of ook de mening van de patiënt over de wettelijkeaantekeningen aangehecht zou moeten worden.
Klager is vorig jaar geplaatst op afdeling 5. Gekozen is voor een andere behandelstrategie, gericht op individuele bejegening en het trachten te komen tot overeenstemming met klager op een aantal punten, waaronder het arrest waarbijhem tbs is opgelegd. Binnen de psychotherapie is gekeken hoe te komen tot een formulering van de feiten waarvoor klager tbs is opgelegd, waarin een ieder zich zou kunnen vinden. Dat heeft tot op heden als resultaat een schriftelijkstuk, aanvankelijk van 16 februari 2004 dat is vervangen door een schriftelijk stuk van 24 maart 2004 dat het juiste exemplaar is. Beide exemplaren worden overgelegd. Klager is het met de inhoud nog niet eens. Doel is te komen toteen delictscenario. Er is sprake van een doorlopend proces.
Het arrest is beschikbaar en een kopie daarvan is tot twee keer toe aan klager gegeven.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de Bvt inzake rapportage alleen de in artikel 18 neergelegde rechten van verpleegden en zorgplichten voor het hoofd van de inrichting bevat, alsmede dat genoemd artikel uitsluitend betrekkingheeft op de jaarlijkse schriftelijke evaluatie van de behandeling en het aanhechten van het schriftelijk commentaar van verpleegden aan het evaluatieverslag voorzover dat verslag niet overeenkomstig bedoeld commentaar wordtverbeterd of aangevuld. Klager kan derhalve niet worden ontvangen in zijn klacht over onzorgvuldige totstandkoming van de zeswekelijkse rapportage van 21 september 2003 tot en met 2 november 2003 vanwege het niet aanhechten vanzijn commentaar op die rapportage. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 augustus 2004.

secretaris voorzitter

nummer: 04/1149/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 9 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Amsterdam, mevrouw [...], juridisch medewerker, en mevrouw [...], hoofd behandeling.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft een relatie gehad met een veertienjarige, maar is daarvoor niet veroordeeld. Klager geeft dit al anderhalf jaar lang aan. Rapportages worden met klager besproken, ook de onderhavige zeswekelijkse evaluatie, maar eenverslag van zijn reactie daarop wordt niet daaraan gehecht en klager hoort er nooit meer iets van. Dat is onzorgvuldig en geeft steeds meer irritatie. De mening van de patiënt wordt zo niet gehoord of verdraaid. De in artikel 18Bvt neergelegde zorgplicht tot het aanhechten van het schriftelijk commentaar van de verpleegde op het jaarlijkse evaluatieverslag zou moeten worden uitgebreid naar andere rapportages, zoals de onderhavige zeswekelijkse rapportage.

Klager is op grond van artikel 56, eerste lid, onder e Bvt ontvankelijk in zijn klacht, omdat hij recht heeft op zorgvuldige totstandkoming van rapportages over hem, die doorwerken in de wettelijke aantekeningen en de jaarlijkseevaluatie. De onderhavige zeswekelijkse rapportage is niet zorgvuldig tot stand gekomen, nu klagers mening niet aan de rapportage is gehecht.
Het door de inrichting overgelegde schriftelijk stuk d.d. 16 februari 2004 klopt niet; in maart 2004 is een ander stuk gekomen. Dit is het grote probleem van de inrichting. Telkens als er iets mis is, weet niemand er van of zegt menwat, maar er verandert niets.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Wat betreft de ontvankelijkheid wordt verwezen naar de jurisprudentie van de beroepscommissie inzake zorgplichten en de evaluatie van het behandelplan.
Patiënten kunnen hun mening geven op de jaarlijkse evaluatie van het behandelplan. Als een patiënt aangeeft dat een feit onjuist is, wordt dit nagegaan en zo nodig gecorrigeerd. Als een patiënt het niet eens is met de diagnose of demening van de behandelaar, wordt de mening van de patiënt aangehecht aan het evaluatieverslag.
Dit gebeurt niet bij de zeswekelijkse rapportages. De mening van de patiënt komt terug bij de evaluatie van het behandelplan. Op dit moment wordt binnen de kliniek besproken of ook de mening van de patiënt over de wettelijkeaantekeningen aangehecht zou moeten worden.
Klager is vorig jaar geplaatst op afdeling 5. Gekozen is voor een andere behandelstrategie, met name gericht op individuele bejegening en het trachten te komen tot overeenstemming met klager op een aantal punten, waaronder hetarrest waarbij hem tbs is opgelegd. Binnen de psychotherapie is gekeken hoe te komen tot een formulering van de feiten waarvoor klager tbs is opgelegd, waarin een ieder zich zou kunnen vinden. Dat heeft tot op heden als resultaateen schriftelijk stuk, aanvankelijk van 16 februari 2004 dat is vervangen door een schriftelijk stuk van 24 maart 2004 dat het juiste exemplaar is. Beide exemplaren worden overgelegd. Klager is het met de inhoud nog niet eens. Doelis te komen tot een delictscenario. Er is sprake van een doorlopend proces.
Het arrest is beschikbaar en een kopie daarvan is tot twee keer toe aan klager gegeven..

nummer: 04/1149/TA

betreft: [klager] datum: 30 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 1 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 21 mei 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Amsterdam, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van voormeldetbs-inrichting mevrouw [...], juridisch medewerker bij de inrichting, en mevrouw [...], hoofd behandeling. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft onjuiste vermeldingen in de zeswekelijkse rapportage over klager.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zoals vermeld in de artikelen 25 tot en met 27 “Toelichting Bvt” is de mening van een patiënt cruciaal in de behandeling. Alleen objectieve rapportage kan bijdragen aan een vruchtbare behandeling. De volgende twee zinnen in dezeswekelijkse rapportage van 21 september 2003 tot en met 2 november 2003 zijn onsamenhangend en warrig: “Betrokkene vertelt regelmatig over zijn onschuld ten aanzien van het omgaan met minderjarigen in Roemenië. Volgens betrokkenemoeten we accepteren dat een relatie met een veertienjarige heel normaal is”.
In de uitspraak van de beklagrechter staat ten onrechte dat klager zou hebben gezegd dat hij onschuldig is aan ontucht met minderjarigen. Klager heeft dat niet gezegd. Hij is namelijk niet veroordeeld voor ontucht met minderjarigen.Hij heeft een relatie gehad met een veertienjarige, maar is daarvoor niet veroordeeld. Klager geeft dit al anderhalf jaar lang aan. Rapportages worden met klager besproken, ook de onderhavige zeswekelijkse evaluatie, maar eenverslag van zijn reactie daarop wordt niet daaraan gehecht en klager hoort er nooit meer iets van. Dat geeft steeds meer irritatie. De mening van de patiënt wordt zo niet gehoord of verdraaid. De in artikel 18 Bvt neergelegdezorgplicht tot het aanhechten van het schriftelijk commentaar van de verpleegde op het jaarlijkse evaluatieverslag zou moeten worden uitgebreid naar andere rapportages, zoals de onderhavige zeswekelijkse rapportage.
Klager is op grond van artikel 56, eerste lid, onder e Bvt ontvankelijk in zijn klacht, omdat hij recht heeft op zorgvuldige totstandkoming van rapportages over hem, die doorwerken in de wettelijke aantekeningen en de jaarlijkseevaluatie. De onderhavige zeswekelijkse rapportage is niet zorgvuldig tot stand gekomen, nu klagers mening niet aan de rapportage is gehecht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Wat betreft de ontvankelijkheid wordt verwezen naar de jurisprudentie van de beroepscommissie inzake zorgplichten en de evaluatie van het behandelplan.
Patiënten kunnen hun mening geven op de jaarlijkse evaluatie van het behandelplan. Als een patiënt aangeeft dat een feit onjuist is, wordt dit nagegaan en zo nodig gecorrigeerd. Als een patiënt het niet eens is met de diagnose of demening van de behandelaar, wordt de mening van de patiënt aangehecht aan het evaluatieverslag.
Dit gebeurt niet bij de zeswekelijkse rapportages. De mening van de patiënt komt terug bij de evaluatie van het behandelplan. Op dit moment wordt binnen de kliniek besproken of ook de mening van de patiënt over de wettelijkeaantekeningen aangehecht zou moeten worden.
Klager is vorig jaar geplaatst op afdeling 5. Gekozen is voor een andere behandelstrategie, gericht op individuele bejegening en het trachten te komen tot overeenstemming met klager op een aantal punten, waaronder het arrest waarbijhem tbs is opgelegd. Binnen de psychotherapie is gekeken hoe te komen tot een formulering van de feiten waarvoor klager tbs is opgelegd, waarin een ieder zich zou kunnen vinden. Dat heeft tot op heden als resultaat een schriftelijkstuk, aanvankelijk van 16 februari 2004 dat is vervangen door een schriftelijk stuk van 24 maart 2004 dat het juiste exemplaar is. Beide exemplaren worden overgelegd. Klager is het met de inhoud nog niet eens. Doel is te komen toteen delictscenario. Er is sprake van een doorlopend proces.
Het arrest is beschikbaar en een kopie daarvan is tot twee keer toe aan klager gegeven.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de Bvt inzake rapportage alleen de in artikel 18 neergelegde rechten van verpleegden en zorgplichten voor het hoofd van de inrichting bevat, alsmede dat genoemd artikel uitsluitend betrekkingheeft op de jaarlijkse schriftelijke evaluatie van de behandeling en het aanhechten van het schriftelijk commentaar van verpleegden aan het evaluatieverslag voorzover dat verslag niet overeenkomstig bedoeld commentaar wordtverbeterd of aangevuld. Klager kan derhalve niet worden ontvangen in zijn klacht over onzorgvuldige totstandkoming van de zeswekelijkse rapportage van 21 september 2003 tot en met 2 november 2003 vanwege het niet aanhechten vanzijn commentaar op die rapportage. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 augustus 2004.

secretaris voorzitter

nummer: 04/1149/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 9 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Amsterdam, mevrouw [...], juridisch medewerker, en mevrouw [...], hoofd behandeling.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft een relatie gehad met een veertienjarige, maar is daarvoor niet veroordeeld. Klager geeft dit al anderhalf jaar lang aan. Rapportages worden met klager besproken, ook de onderhavige zeswekelijkse evaluatie, maar eenverslag van zijn reactie daarop wordt niet daaraan gehecht en klager hoort er nooit meer iets van. Dat is onzorgvuldig en geeft steeds meer irritatie. De mening van de patiënt wordt zo niet gehoord of verdraaid. De in artikel 18Bvt neergelegde zorgplicht tot het aanhechten van het schriftelijk commentaar van de verpleegde op het jaarlijkse evaluatieverslag zou moeten worden uitgebreid naar andere rapportages, zoals de onderhavige zeswekelijkse rapportage.

Klager is op grond van artikel 56, eerste lid, onder e Bvt ontvankelijk in zijn klacht, omdat hij recht heeft op zorgvuldige totstandkoming van rapportages over hem, die doorwerken in de wettelijke aantekeningen en de jaarlijkseevaluatie. De onderhavige zeswekelijkse rapportage is niet zorgvuldig tot stand gekomen, nu klagers mening niet aan de rapportage is gehecht.
Het door de inrichting overgelegde schriftelijk stuk d.d. 16 februari 2004 klopt niet; in maart 2004 is een ander stuk gekomen. Dit is het grote probleem van de inrichting. Telkens als er iets mis is, weet niemand er van of zegt menwat, maar er verandert niets.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Wat betreft de ontvankelijkheid wordt verwezen naar de jurisprudentie van de beroepscommissie inzake zorgplichten en de evaluatie van het behandelplan.
Patiënten kunnen hun mening geven op de jaarlijkse evaluatie van het behandelplan. Als een patiënt aangeeft dat een feit onjuist is, wordt dit nagegaan en zo nodig gecorrigeerd. Als een patiënt het niet eens is met de diagnose of demening van de behandelaar, wordt de mening van de patiënt aangehecht aan het evaluatieverslag.
Dit gebeurt niet bij de zeswekelijkse rapportages. De mening van de patiënt komt terug bij de evaluatie van het behandelplan. Op dit moment wordt binnen de kliniek besproken of ook de mening van de patiënt over de wettelijkeaantekeningen aangehecht zou moeten worden.
Klager is vorig jaar geplaatst op afdeling 5. Gekozen is voor een andere behandelstrategie, met name gericht op individuele bejegening en het trachten te komen tot overeenstemming met klager op een aantal punten, waaronder hetarrest waarbij hem tbs is opgelegd. Binnen de psychotherapie is gekeken hoe te komen tot een formulering van de feiten waarvoor klager tbs is opgelegd, waarin een ieder zich zou kunnen vinden. Dat heeft tot op heden als resultaateen schriftelijk stuk, aanvankelijk van 16 februari 2004 dat is vervangen door een schriftelijk stuk van 24 maart 2004 dat het juiste exemplaar is. Beide exemplaren worden overgelegd. Klager is het met de inhoud nog niet eens. Doelis te komen tot een delictscenario. Er is sprake van een doorlopend proces.
Het arrest is beschikbaar en een kopie daarvan is tot twee keer toe aan klager gegeven..

secretaris voorzitter

secretaris voorzitter

Naar boven