nummer: 04/1894/STA
betreft: [klager] datum: 20 augustus 2004
De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 18 augustus 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. L.M.Oldenburg, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het forensisch psychiatrisch instituut De Rooyse Wissel te Venray, verder de inrichting te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting op of omstreeks 29juli 2004 inhoudende de beperking van verzoekers bewegingsvrijheid c.q. de intrekking van verlof en/of de (interne) overplaatsing van verzoeker.
De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 3 augustus 2004 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting d.d. 19 augustus 2004 en de telefonische toelichting daarop d.d.19 augustus 2004.
1. De standpunten
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker sinds 1 december 2003 zelfstandig woont in een woning in Deurne. Vanaf augustus 2003 is hij als administratief medewerker drieëneenhalve dag per week werkzaam in het kader van eenstage bij een bierbrouwerij. Bij diverse werkgevers is verzoeker inmiddels een vast contract aangeboden. Sinds ruim zes maanden heeft verzoeker een nieuwe relatie. Verzoeker wordt verdacht van valsheid in geschrift gepleegd in 2003.Hij zou huursubsidie op zijn rekening hebben laten storten, hetgeen door de inrichting niet wordt onderbouwd met stukken. Verzoeker ontkent dat er voorwaarden zijn gesteld, die hij zou hebben overtreden, hij heeft zich niet schuldiggemaakt aan enig misdrijf en er is geen gevaar voor herhaling. Hij is teruggeplaatst naar de inrichting en verblijft daar nu drie weken. Hij kan zijn stage niet uitvoeren, heeft diverse sollicitatiegesprekken moeten annuleren enzijn relatie komt onder druk te staan. Hij dreigt alles wat hij heeft opgebouwd te verliezen. Op 4 augustus 2004 heeft de rechtbank
’s-Hertogenbosch een voorwaardelijke beëindiging van verzoekers tbs overwogen en de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 25 oktober 2004 en de reclassering opdracht gegeven rapport uit te brengen omtrent de wijze waaropen de voorwaarden waaronder de terugkeer van verzoeker in de maatschappij zou kunnen geschieden. Dit was contrair aan het advies van de inrichting. De onderhavige beslissing van het hoofd van de inrichting maakt het voor dereclassering onmogelijk om de opdracht van de rechtbank naar behoren te kunnen uitvoeren en heeft als enig doel de voorwaardelijke beëindiging te traineren. Verzoeker is niet gehoord, de beslissing is mondeling medegedeeld en nietschriftelijk vastgelegd.
Verzocht wordt om de schorsing toe te wijzen opdat verzoeker kan voorkomen dat hij zijn stageplek, toekomstige arbeidskansen, relatie en woning verliest.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat er geen sprake is van een beperking van een recht als bedoeld in artikel 56 Bvt. Intrekking van verlof anders dan woonverlof of proefverlof is niet vatbaar voorbeklag. Het standpunt wordt ingenomen dat verzoeker niet in zijn verzoek tot schorsing kan worden ontvangen.
Verzoeker is op 29 juli 2004 intern overgeplaatst. Vanuit de resocialisatieafdeling Pharos, een transmurale voorziening, in casu een door de inrichting gehuurde woning, naar een persoonlijke intramurale verblijfsruimte in deinrichting. Uit artikel 31, derde lid, Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting bevoegd is om patiënten intern over te plaatsen. Verzoeker heeft in een transmurale voorziening kunnen verblijven op basis van de voorwaarden zoalsgeformuleerd in het begeleidingsplan. Hij heeft zich in strijd met de afspraken niet gehouden aan met name de voorwaarde zich open, transparant en begeleidbaar op te stellen. In ernstige mate is hij daarin tekortgeschoten. Het iszeer de vraag of de resocialisatie binnen afzienbare termijn kan worden voortgezet, gezien het onverantwoordelijke gedrag en het delictgevaar. Voorts is niet in te zien dat sprake is van een spoedeisend belang. Zorgvuldig dient teworden onderzocht of de vermeende frauduleuze handelingen, verborgen boekhoudingen en relevante achtergehouden informatie (onder andere sollicitatiegesprekken, overlijden stiefvader) een hervatting van de resocialisatie niet in deweg staan. Met klem wordt afstand genomen van de suggestie dat de beslissing als enig doel heeft de voorwaardelijke beëindiging van de tbs te traineren.
Telefonisch is namens het hoofd van de inrichting d.d. 19 augustus 2004 toegelicht dat de beslissing mondeling is geschied en niet schriftelijk is vastgelegd. Aan verzoeker is geen woonverlof noch proefverlof verleend. De Ministerheeft hiertoe geen machtiging verstrekt en deze machtiging is ook niet aangevraagd. Administratief verbleef en verblijft verzoeker in De Rooyse Wissel. De huurwoning behoort tot de capaciteit van de inrichting en betreft eenzogenaamde open plaats. Verzoeker verbleef zeven dagen per week in de woning. De Minister is bij schrijven van 31 oktober 2003 akkoord gegaan met de plaatsing van verzoeker in de transmurale woonvoorziening en terzake is door deMinister (nog) niet anders beslist in afwachting van de uitkomst van het ingestelde onderzoek.
2. De beoordeling
De voorzitter laat de vraag of er al dan niet sprake is van verlof als bedoeld in artikel 50 Bvt over aan de beklagcommissie en eventueel in beroep over aan de beroepscommissie, aangezien het verzoek in ieder geval ontvankelijk isop grond van artikel 56, eerste lid, Bvt.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting is gebleken dat de bestreden beslissing niet schriftelijk is vastgelegd, hetgeen in strijd is met de strekking van artikel 54 Bvt.
Aan de orde is echter de vraag of de beslissing zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter isdat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting waaruit naar voren komt dat verzoeker verdacht wordt van het plegen van een strafbaar feit en dat er grondig onderzoek dient te worden verricht, niet het geval. Deomstandigheid dat de beslissing niet schriftelijk aan verzoeker is medegedeeld rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzitter in dit geval geen toewijzing van het schorsingsverzoek.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. N. Jörg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 augustus 2004
secretaris voorzitter