Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1188/GA, 18 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1188/GA

betreft: [klager] datum: 18 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.K.H.Blom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 1 juni 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet alsnog arbeidsongeschikt verklaren en toekennen van een loonvervangende uitkering.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft ten onrechte aangenomen dat klager bij de verkeerde instantie zou hebben geklaagd. Het beklag is gericht tegen de beslissing van de directeur d.d. 4 mei 2004, waarin deze heeft geoordeeld dat er geen sprakezou zijn van nieuwe feiten en omstandigheden die een herziening van zijn eerdere beslissing zouden kunnen rechtvaardigen. Dit is een beslissing van de directeur. De klacht is daarom niet gericht tegen medisch handelen maar tegen hetnalaten van onderzoek of er aanleiding was voor een herziening van de arbeidsgeschiktheidverklaring. De directeur dient er voor te zorgen dat de inrichtingsarts klager onderzoekt op zijn arbeidsgeschiktheid. Daarvan is nietgebleken. Er is ook niet gebleken dat door de inrichtingsarts, de medische dienst en de directeur daadwerkelijk onderzoek is gedaan naar klagers geestelijke toestand. Het door de psychiater laten kijken naar klager kan geenszinsworden aangemerkt als een objectief en grondig onderzoek.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij nog het volgende aangevoerd. Klager stelt dat het beklag is gericht tegen de beslissing van de directeur om niet te onderzoeken of de beslissingtot arbeidsgeschiktheid diende te worden herzien in het licht van nieuwe feiten en omstandigheden. Bij navraag bij de inrichtingsarts is aan de directeur gebleken dat klager op 19 maart 2004 was gestart met nieuwe medicatie en dathij een poging zou doen om aan de arbeid deel te nemen. Klager is op 23 maart 2004 naar de arbeidszaal gegaan. Daar heeft hij direct aangegeven het niet te zien zitten en is na een kwartier, zonder bij de medische dienst langs tegaan, weer naar zijn cel gegaan. Op 24 maart 2004 is klager op verzoek van de inrichtingsarts bezocht door een psychiater van de FPD. De psychiater heeft klager niet arbeidsongeschikt bevonden op psychische gronden. Op 25 maart 2004is klager andermaal besproken in het Psycho Medisch Overleg (PMO). Op 29 maart 2004 heeft de inrichtingsarts klager op de hoogste gesteld van de bevindingen van de psychiater. Klager heeft toen aan de inrichtingsarts aangegeven nietmeer over een en ander te willen spreken maar voortaan alles via de raadsman te zullen regelen. De inrichtingsarts heeft aangegeven dat er in stukken zou worden verwezen naar een psychiatrisch onderzoek d.d. 27 juli 2001, debeschikking van het UWV GAK d.d. 7 maart 2002 en de arbeidsongeschiktheidsverklaring d.d. 25 maart 2003. Hij heeft echter ook te kennen gegeven nergens de arbeidsgeschiktheidsverklaring d.d. 12 december 2003, afgegeven door deinrichtingsarts van de locatie Zwolle, tegen te zijn gekomen. Klager was mitsdien arbeidsgeschikt verklaard voordat hij naar de locatie Almelo werd overgeplaatst. De directeur is daarom van mening dat hij aan zijn zorgplicht heeftvoldaan en voldoende onderzoek heeft laten verrichten naar nieuwe feiten en omstandigheden ten aanzien van klagers arbeids(on)geschiktheid.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beklag (kennelijk) niet is gericht tegen de arbeidsgeschiktheidsverklaring van klager maar tegen de beslissing van de directeur dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zouden zijn die eenherziening van de arbeidsgeschiktheidsverklaring zouden kunnen rechtvaardigen. Een dergelijke beslissing is een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, waartegen beklag mogelijk is. De bestreden uitspraak vande beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en klager dient alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

Door en namens klager is gesteld dat de directeur niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht, te weten dat hij – nadat klager getracht heeft deel te nemen aan de arbeid – geen nader onderzoek heeft laten instellen naar nieuwe feiten enomstandigheden welke een andere beslissing met betrekking tot klagers arbeidsgeschiktheid zouden kunnen rechtvaardigen.
De directeur heeft aangegeven dat er na klagers poging tot deelname aan de arbeid op 23 maart 2004 onderzoek heeft plaatsgevonden naar klagers arbeidsgeschiktheid. Dat onderzoek heeft plaatsgevonden door een psychiater op instigatievan de inrichtingsarts. Klagers arbeidsgeschiktheid is vervolgens in het PMO aan de orde gesteld en klager is op de hoogte gesteld van de bevindingen van de psychiater.
Niet kan worden gezegd dat de directeur tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Het beklag dient daarom alsnog ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven