Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0756/GA, 16 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/756/GA

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 maart 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2004, gehouden in voornoemde locatie, zijn gehoord mevrouw [...] en de heer [...], beiden unit-directeur bij voornoemde locatie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voorzover in beroep nog aan de orde – een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de eigen cel, waarvan drie dagen voorwaardelijk, met daaraan verbonden een proeftijd van drie maanden, wegens het nietopvolgen van een opdracht van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, en bepaald dat aan klager terzake een tegemoetkoming toekomt van € 15,-.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager is in eerste instantie een ordemaatregel van afzondering opgelegd. Aansluitend is hem een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen cel opgelegd. In beginsel zou de directeur een disciplinaire straf opgelegd hebbenvan langere duur dan het geval is geweest. In dat geval was aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen onvoorwaardelijke opsluiting opgelegd. In de ogen van de directeur bestaat er een principieel verschil tussen eenordemaatregel en een disciplinaire straf. De ordemaatregel is opgelegd omdat er onderzoek moest worden verricht naar het eventuele aandeel van klager bij het incident op de afdeling. Naar aanleiding van dat onderzoek is vervolgensbesloten om aan klager de onderhavige disciplinaire straf op te leggen. Er was sprake van een vechtpartij tussen meerdere gedetineerden. Het afdelingspersoneel moest ingrijpen. In een dergelijk geval is het noodzakelijk dat deoverige gedetineerden in hun cel blijven. Doordat klager en een aantal andere gedetineerden, weigerden naar hun cel te gaan, ontstond er een potentieel gevaarlijke situatie. Normaal gesproken wordt aan een gedetineerde die geengevolg geeft aan een opdracht van het personeel een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de eigen cel opgelegd, waarvan twee dagen voorwaardelijk. Gelet op de omstandigheden was hier een hogere straf op zijn plaats.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Het beroep van de directeur richt zich tegen het oordeel van de beklagcommissie over de hoogte van de straf en in het bijzonder over de verplichting tot verdiscontering van een voorafgaande afzonderingsmaatregel in de daaropvolgendestraf.
Voorop staat dat een ordemaatregel van afzondering en een disciplinaire straf van plaatsing in een strafcel of de eigen cel op verschillende gronden berusten. In de wettelijke regelingen is geen verplichting opgenomen om na hetondergaan van een ordemaatregel, welke is opgelegd om onderzoek te kunnen doen naar de vraag of er sprake is van handelen in strijd met de orde en tucht in de inrichting, de duur van die maatregel in mindering te brengen op dedaaropvolgende straf. Een verbod tot in mindering brengen is evenmin in de wettelijke regeling vervat. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de directeur bevoegd om bij het bepalen van de hoogte van een straf rekening tehouden met de duur van de aan die straf voorafgegane, in verband met die strafoplegging toegepaste afzonderingsmaatregel. De directeur heeft in beroep aangegeven bij het bepalen van de strafmaat rekening te hebben gehouden met deomstandigheden van het geval, waaronder de relatieve ernst van klagers gedraging en de duur van de aan de disciplinaire straf voorafgaande ordemaatregel. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de beroepscommissie totoordeel dat de bestreden beslissing niet is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl ook niet kan worden gezegd dat die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, alsonredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Dit maakt dat de beslissing van de beklagcommissie – voor zover in beroep aan de orde – niet in stand kan blijven en dat het beklag in zoverre alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven