Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0736/GA, 16 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/736/GA

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 maart 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het op 11 februari 2004 drie maal moeten ondergaan van een onderzoek aan lichaam en kleding (visiteren).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van de in de inrichting uitgevoerde visitaties en klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de in de arrondissementsrechtbank te Arnhem uitgevoerdevisitatie, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Zowel klager als de directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
De twee visitaties die op 11 februari 2004 in de inrichting plaats hebben gevonden, betreffen visitaties met een incidenteel karakter en op een bijzondere grond. Het bestaan van een bijzondere grond, te weten het verlaten van deinrichting in verband met transport naar het paleis van justitie te Arnhem en de terugkeer daarvan, is niet bestreden. Voor klager zijn deze visitaties ingrijpend van aard. De beslissingen tot visitatie zijn evenwel imperatiefvoorgeschreven in de ‘dienstinstructie transportprocedure gedetineerden p.i. Achterhoek’, welke instructie niet in strijd is met een (hoger) wettelijk voorschrift. Dit onderdeel van het beklag is daarom terecht ongegrond verklaard.

Ten aanzien van de visitatie in het paleis van justitie te Arnhem zelf geldt dat hier geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager kan om die reden niet worden ontvangen in datonderdeel van zijn klacht.

Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en dat de beslissing van de beklagrechter dient te worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven