Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0713/TP, 13 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/713/TP

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 9 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 13 maart 2004 verlengd tot en met 10 juni 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 2 juni 2003 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 15 september 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de locatie De Grittenborgh (huis van bewaring,hierna h.v.b.) te Hoogeveen.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 14 mei 2004 besloten tot plaatsing van klager in de forensisch psychiatrische kliniek De Meren te Amsterdam. Klager is op 17 mei 2004 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de verlenging van de passantentermijn. Hij verblijft al sinds 15 september 2003 in het h.v.b. De rechter in de strafrechtelijke procedure heeftgeoordeeld dat tbs opgelegd diende te worden en daaraan dient zo snel mogelijk gevolg te worden gegeven. Klager dient een tbs-behandeling te ondergaan.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet tijdig is gehoord en de beslissing niet tijdig aan hem is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een h.v.b. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk enonbillijk is.
Er bestond vooralsnog geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet was gebleken dat klager, die op eenindividuele begeleidingsafdeling verbleef, met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagersverblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. De inhoud van de overgelegde medische verklaringen d.d. 10 mei 2004 en 12 mei 2004gaf aanleiding om klager met voorrang te plaatsen.

4. De beoordeling
Klager is op 2 april 2004 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 13 maart 2004 is verstreken. Bij brief d.d. 2 april 2004 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting.

Uit de medische verklaringen d.d. 10 mei 2004 en 12 mei 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Assen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. alsonverantwoord moest worden beschouwd en dat klager bij voorrang diende te worden geplaatst in een tbs-inrichting.
Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële grond te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiëlegrond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag van plaatsing in een tbs-inrichting. Dit betreft de periode van 13 maart 2004 tot 17 mei 2004, twee maanden en vijf dagen. Zoals gebruikelijk in de rechtspraak wordt een periode van 0 tot 15 dagenop 0 dagen afgerond en een periode van 16 tot 30 dagen op 30 dagen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële gronden en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,= en
b) € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep, te weten vanaf 13 maart 2004, totde dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, te weten 17 mei 2004, derhalve een periode van twee maanden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven