Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1665/SGA, 28 juli 2004, schorsing
Uitspraakdatum:28-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/1665/SGA

Betreft: [klager] datum: 28 juli 2004

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 26 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingedienddoor mr. F. van Baarlen, advocaat te Amsterdam, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Havenstraat te Amsterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie d.d. 21 juli 2004, inhoudende de oplegging van eendisciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen cel, wegens het dood wensen van een op dat moment zieke inrichtingsmedewerker en het willen verzamelen van personeelsgegevens met het doel voodoo te gebruiken tegen datpersoneel, en voorts overplaatsing naar een andere afdeling en verwijdering van het Project IT Scholing (PITS).

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 26 juli 2004 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 28 juli 2004.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker is het verzoek schriftelijk toegelicht. Daarbij is verwezen naar het klaagschrift. In het klaagschrift wordt – voor zover in het kader van de behandeling van het schorsingsverzoek van belang – gesteld, zakelijkweergegeven, dat de beschuldigingen die hebben geleid tot de bestreden beslissing(en) van de directeur zijn gegrond op onjuistheden. Verzoeker beoefent geen voodoo. Verzoeker heeft getracht om samen met andere gedetineerden aan hetbetreffende personeelslid, toen deze was opgenomen in het ziekenhuis met een hartstilstand, een kaart te sturen.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Reden voor de aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in de eigen cel, diens overplaatsing naar een andere verblijfsafdeling enverwijdering van het PITS, was dat verzoeker een medewerker van de verblijfsafdeling, die op dat moment (ernstig) ziek was, de dood heeft toegewenst. De betreffende medewerker zakte tijdens het sporten in elkaar en is ter plekkegereanimeerd. Vervolgens is deze medewerker overgebracht naar het ziekenhuis. Enkele dagen later bleek dat verzoeker verbaal zeer kwetsende woorden heeft geuit ten aanzien van die medewerker, daarbij heeft hij hem zelfs de doodtoegewenst. Hierdoor is een niet-werkbare situatie ontstaan tussen het personeel en verzoeker. Om die reden is besloten hem over te plaatsen naar een reguliere verblijfsafdeling. Dat heeft tot consequentie dat hij tevens wordtverwijderd van het PITS. Voorts is aan de directeur gebleken dat verzoeker privé-gegevens van het personeel wilde verzamelen, zodat hij voodoo kon gebruiken tegen het personeel. Gelet op een en ander heeft verzoeker de rust, orde enveiligheid op de afdeling ernstig verstoord.

2.
De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan wordenonderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is omthans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Ten aanzien van de opgelegde disciplinaire straf geldt het volgende. De disciplinaire straf is aan verzoeker opgelegd naar aanleiding van een op 20 juli 2004 opgemaakt verslag. Blijkens dat verslag is aan verzoeker geen verslagaangezegd. De beroepscommissie heeft eerder reeds geoordeeld dat zonder mededeling aan de gedetineerde dat een schriftelijk verslag is opgemaakt dan wel opgemaakt zal worden, geen beslissing tot het opleggen van een sanctie jegensdie gedetineerde mag worden genomen (BC 9 augustus 1999, kenmerk A 99/345/GA) Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de beslissing tot oplegging van de onderhavige disciplinaire straf (van opsluiting in de eigen cel) daaromgenomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift. Dat maakt dat de tenuitvoerlegging van die beslissing in zoverre voor schorsing in aanmerking komt.

Ten aanzien van verzoekers overplaatsing naar een andere verblijfsafdeling, welke overplaatsing tot gevolg heeft dat verzoeker niet langer kan deelnemen aan het PITS geldt die hiervoor genoemde eis van artikel 50, eerste lid, van dePbw, niet. Die beslissing is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, noch is zij zodanig onredelijk of onbillijk, dat er een spoedeisend belang zou zijn omover te gaan tot schorsing van de tenuitvoerlegging daarvan. Dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe ten aanzien van de aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen cel en schorst de tenuitvoerlegging daarvan met onmiddellijke ingang, tot het moment dat debeklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.
Hij wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 juli 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven