Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1170/GA, 23 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1170/GA

betreft: [klager] datum: 23 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 april 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Lunette te Zutphen, die op 27 mei 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2004, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur van locatie Lunette.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen met verwijdering van de t.v. en een maatregel van oplegging van een gele kaart, wegens eenpositieve score op THC.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vooreerst geeft klager aan niet goed voorbereid te zijn, aangezien hij pas ’s-morgens op de hoogte werd gesteld van de zitting van de beroepscommissie. Hij heeft geen stukken en heeft zich niet kunnen inlezen. Klager verzoekt danook om aanhouding van zijn zaak.
Inhoudelijk gezien verklaart klager het volgende. De straf stelt niets voor in vergelijking met hetgeen klager in detentie in het buitenland heeft meegemaakt. Naar aanleiding van mishandelingen aldaar heeft klager voortdurend pijnin zijn rug, waarvoor hij medicatie nodig heeft. Aanvankelijk kreeg klager van de inrichtingsarts Ibuproven en inslapers voorgeschreven, maar dat is op een gegeven moment gestopt. De arts wilde klagers situatie even aanzien. Omdatklager het niet uithield van de pijn heeft hij op de luchtplaats een paar trekjes weed genomen. Klager had daarna aanzienlijk minder last. Toen hij nog in Brazili? verbleef had hij ook al eens cannabis gebruikt; vandaar dat hij wistdat het hem zou helpen. Klager weet dat hij geen drugs mag gebruiken, maar omdat de arts in gebreke bleef, werd hij gedwongen te kiezen tussen zijn eigen gezondheid en het overtreden van de regels. De weed was op dat moment eentijdelijk alternatief. Klager had al verlof toegewezen gekregen, maar dat ging niet meer door. Klager wil gewoon zijn detentie goed doorkomen, maar dat lukt niet als de inrichtingsarts zijn plicht niet nakomt en de directeur zichniet goed laat informeren. Klager heeft zich overigens niet formeel beklaagd over het handelen van de inrichtingsarts. Hij krijgt inmiddels weer medicatie voorgeschreven.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur kent de inrichtingsarts als een zorgvuldig handelend persoon. Medisch gezien heeft de directeur geen oordeel over de situatie van klager. De straf en de maatregel zijn een standaard reactie op softdrugsgebruik. Omdat erdoor de inrichtingsarts geen medische indicatie werd afgegeven, bestond er geen aanleiding voor nuancering van de straf. De gele kaart, die in geval van softdrugs inhoudt dat gedurende drie maanden geen verlof wordt verleend en ingeval van harddrugs zes maanden plus opschorting van het selectietraject, wordt opgelegd, omdat er vertrouwen moet zijn dat het verlof goed verloopt. De directeur wil er zeker van zijn dat iemand niet meer gebruikt.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling. De beroepscommissie acht zich evenwel voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal de zaak thans afdoen.

De beroepscommissie overweegt dat het klager bekend is dat het in het kader van het drugsontmoedigingsbeleid niet is toegestaan om in detentie drugs te gebruiken. Desondanks heeft hij willens en wetens de regels overtreden doorsoftdrugs te roken, wat door een urinecontrole is bevestigd. Hetgeen klager over het handelen van de inrichtingsarts heeft aangevoerd kan hem niet disculperen, nu hij zich hierover niet formeel heeft beklaagd conform de regeling metbetrekking tot medisch handelen neergelegd in de artikelen 28 en volgende van de Penitentiaire maatregel. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur, nu niet is gesteld of gebleken dat de inrichtingsarts klager het gebruikvan gedragsbeïnvloedende middelen heeft voorgeschreven, in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot oplegging van voornoemde disciplinaire straf en een gele kaart. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. J.J. van Oostveen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven