Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0709/GA, 23 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/709/GA

betreft: [klager] datum: 23 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 maart 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Na tweemaal aanhouding van de zaak zijn ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2004, gehouden in de locatie Ooyerhoek, gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. van der Horst, en de heer [...], unit-directeurvan voormelde locatie Ooyerhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager op 14 januari 2004 bij vertrek naar en terugkomst van de rechtbank is gevisiteerd.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Visitaties houden een zeer vernederende behandeling in voor gedetineerden. Men dient zich geheel te ontkleden, te bukken en men wordt anaal onderzocht. Er dient dan ook sprake te zijn van een bijzondere situatie ter rechtvaardigingvan een dergelijk onderzoek aan het lichaam. Hiervan was ten aanzien van klager geen sprake. In de anus zijn alleen eventueel drugs te verstoppen en er is zeker geen ruimte voor wapens. Er is dan ook niet direct eenveiligheidsrisico. De directeur heeft voor de beklagrechter verklaard dat visiteren steekproefsgewijs geschiedt en dat dit geen vast beleid is. Dat klopt niet met de huisregels (lees dienstinstructie transport proceduregedetineerden p.i. Achterhoek) waarin, gelet op de artikelen 20 en 30, sprake is van standaardbeleid ten aanzien van het visiteren voor aanvang van het transport en bij terugkeer naar de afdeling. Op 17 mei 2004 verklaarde dedirecteur voor de beroepscommissie wat anders, namelijk dat sinds het incident in de rechtbank Arnhem iedere gedetineerde in geval van transport naar de rechtbank structureel wordt gevisiteerd. Dit is weergegeven in een circulairevan april 2004. In die circulaire is echter in beginsel sprake van controle door middel van fouillering en gebruik van de metaal detectiepoort. Indien daar aanleiding voor is dient gevisiteerd te worden. Die laatste zin impliceerteen individuele afweging, hetgeen echter niet gebeurt, nu in de inrichting structureel wordt gevisiteerd. Het Europees Hof viel in de zaak van Lorsé juist over deze “matter of routine” en gaf aan dat er een aanleiding moet zijn voorhet visiteren. Het standaard visiteren van klager naar aanleiding van het incident in Arnhem is disproportioneel en ontbeert elke noodzaak. Klager is bij de rechtbank continu onder toezicht. Daarbij is sprake van willekeur,aangezien klager bijvoorbeeld voor het ontvangen van bezoek in de bezoekzaal niet structureel wordt gevisiteerd. De directeur verwijst naar de wettelijke regels, maar het gaat hier om de noodzaak tot het visiteren van klager en diebestond niet.

Klager heeft hier nog het volgende aan toegevoegd.
In tegenstelling tot wat de directeur aangeeft, word je niet alleen bij een bezoek aan de rechtbank structureel gevisiteerd, maar ook indien je voor straf in de strafcel bent geplaatst en gaat luchten in de luchtkooi. De directeurzegt dat het beleid ten aanzien van het visiteren na het incident in Arnhem is gewijzigd. Dit klopt niet helemaal. Voornoemd incident heeft zich ongeveer anderhalf jaar geleden voorgedaan en het beleid in de inrichting is ongeveereen half jaar geleden gewijzigd. Klager was er overigens van op de hoogte dat hij na zijn bezoek aan de rechtbank gevisiteerd zou worden. Hij is het hier echter niet mee eens en pleit voor controle met een metaaldetector.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is op grond van de Pbw en de huisregels toegestaan om een gedetineerde te visiteren. Er is in de inrichting sprake geweest van wijziging van beleid naar aanleiding van het incident in Arnhem. Die wijziging heeft zich nog vóórhet geval met klager voorgedaan. Een gedetineerde wordt in geval van een bezoek aan de rechtbank structureel gevisiteerd. Dit gebeurt inderdaad niet bij bezoek in de bezoekzaal. Dan wordt er steekproefsgewijs gevisiteerd of indiendaar aanleiding voor bestaat. Het klopt dat gedetineerden die in de strafcel verblijven en in de luchtkooi luchten ook structureel worden gevisiteerd. Dit heeft er mee te maken dat ze op de een of andere manier toch werden voorzienvan drugs, bijvoorbeeld door dit in de luchtkooi te verstoppen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 29, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in hetbelang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam te onderzoeken.

De beslissing om klager op 14 januari 2004 zowel voor vertrek naar als bij terugkomst van de rechtbank te visiteren is, gelet op het vorenstaande, niet in strijd met de wet.
De beroepscommissie overweegt dat de directeur een zekere beleidsvrijheid toekomt bij de toepassing van zijn bevoegdheid in dezen. In dit geval heeft de directeur het beleid in de inrichting, met het oog op de veiligheid, ingevuldin die zin dat gedetineerden structureel worden gevisiteerd zowel voor als na een bezoek aan de rechtbank. Hoewel ook ten tijde van het onderhavige voorval een andere beslissing, gelet op artikel 2, eerste lid, van de nadienuitgevaardigde Instructie voor de inrichtingen aangaande het vervoer van justitieel ingeslotenen (“Indien daar aanleiding voor is dient gevisiteerd te worden.”), denkbaar was geweest, kan niet gezegd worden dat voornoemde beslissingtot het visiteren van klager bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. J.J. van Oostveen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven