Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1553/SGA, 21 juli 2004, schorsing
Uitspraakdatum:21-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Dagprogramma  v

Uitspraak

nummer: 04/1553/SGA

betreft: [...] datum: 21 juli 2004

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak d.d. 15 juli 2004 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder tenoemen klager.

Het beklag betreft de inkorting van het dagprogramma naar 63 uren per week in de periode van 4 juli 2004 tot en met 28 augustus 2004.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, de beslissing van de directeur vernietigd en de directeur geadviseerd om met klager in overleg te treden teneinde tot een passende compensatie te komen voor het ondervondenongemak.

De voorzitter heeft kennis genomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken alsook van de schriftelijke reactie van klager op het schorsingsverzoek.

1. De standpunten van verzoeker en van klager
Uit de inlichtingen van verzoeker komt het volgende naar voren. Op grond van artikel 3 van de Penitentiaire Maatregel (Pm) heeft een gedetineerde in een regime van beperkte gemeenschap recht op een dagprogramma van minimaal 59 uur.Door de invoering van het zomerrooster heeft de gedetineerde in de locatie Norgerhaven een dagprogramma van 64,5 uur. De gedetineerden zijn hiervan tijdig op de hoogte gesteld. De beklagcommissie stelt dat een dergelijk dagprogrammanog niet is ingevoerd in de locatie Norgerhaven. Dat is nu juist door de bekendmaking en invoering van het zomerrooster wel het geval. De voorzitter van de beroepscommissie merkt dit met zoveel woorden ook op in zijn beslissing van8 juli 2004, kenmerk 04/1426/SGA, betreffende klager. De uitspraak van de RSJ waar de beklagcommissie naar verwijst, betrof de vraag of was voldaan aan de (toenmalige) minimumeisen aan het dagprogramma, met name in het licht van hetnuttigen van de maaltijd op cel. De omvang van het dagprogramma staat thans in het geheel niet ter discussie, evenmin als de vraag of dit programma aan de minimumeisen voldoet.
Verzoeker, die een spoedeisend belang heeft bij het in stand houden van het zomerrooster en op geen enkele wijze in strijd met de wet- en regelgeving handelt, verzoekt de uitspraak van de beklagcommissie te schorsen.

Uit de schriftelijke reactie van klager komt het volgende naar voren. In tegenstelling tot wat verzoeker stelt, is klager gedetineerd in een regime van algehele gemeenschap. Gegeven de omstandigheden en het feit dat dit voor debeoordeling van het schorsingsverzoek van weinig of geen belang is, wordt dit als een verschrijving opgevat. Uitgaande van de huisregels van de locatie Norgerhaven bedraagt het officiële dagprogramma aldaar 78 uur. Op 15 juli 2004zijn deze huisregels met onmiddellijke ingang gewijzigd. Deze wijziging is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Een wijziging van een dergelijke ingrijpende aard kan, na afweging van alle belangen, naar maatstaven vanredelijkheid en billijkheid niet met onmiddellijke ingang ingevoerd worden. Tegen deze wijziging zal beklag worden ingesteld en dit beklag zal worden vergezeld door een schorsingsverzoek. Met deze wijziging ondergraaft verzoekeroverigens zijn eigen stelling dat het zomerrooster op een rechtsgeldige wijze ingevoerd zou zijn. Het beginsel van minimale beperkingen, zoals neergelegd in het vierde lid van artikel 2 Pbw, staat het de directie van eenpenitentiaire inrichting (p.i.) niet toe om bezuinigingen en/of personele problemen op de gedetineerde af te wentelen. Hierover bestaat reeds uitgebreide jurisprudentie. De uitspraak van de beroepscommissie d.d. 2 januari 2002,kenmerk 01/461/GA, waarin is geoordeeld dat huis- en leefregels, voorzover de bepalingen een nadere uitwerking van de in de Pbw opgenomen bepalingen bevatten, verbindend zijn voor directeur en gedetineerden, is op onderhavige zaakvan toepassing omdat ook hier de huisregels ter discussie staan. Noch de Pbw, noch de Pm, noch de huisregels van de locatie Norgerhaven, noch de jurisprudentie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming kent hetbegrip zomerrooster dan wel kan een omschrijving daarvan geven. Dit, in combinatie met het vorengestelde, zou al voldoende moeten zijn om het schorsingsverzoek in deze zaak af te wijzen.
De verblijfsruimten, in ieder geval in de oudbouw waar klager gedetineerd is, voldoen niet aan de wettelijke eisen voor verblijfsruimten in p.i.‘s. Zo bedraagt het vloeroppervlak van de cel nog geen acht vierkante meter. Alleen alhierom is het inhumaan om gedetineerden te confronteren met een dagprogramma van 63 uur. Ter compensatie van deze gebouwelijke omstandigheden zou de directie gebruik kunnen maken van het prerogatief dat in de Nota van Toelichtingbij de wijziging van artikel 3 van de Pm gegeven wordt met betrekking tot de invulling van het dagprogramma. Hierin staat letterlijk dat het nadrukkelijk niet de bedoeling van de onderhavige wijziging is dat voor alle gedetineerdenhet minimum zal gaan gelden. Bij de behandeling van klagers schorsingsverzoek d.d. 5 juli 2004 is de voorzitter er ten onrechte van uitgegaan dat zijn beklag was gebaseerd op een schending van lid 2 van artikel 3 Pm. Het beklagrichtte zich tegen het vierde lid van artikel 2 Pbw en schending van het eerste lid van artikel 3 Pbw, in die zin dat de directeur met de invoering van het zogenoemde zomerrooster de huisregels van de locatie Norgerhaven schond danwel terzijde had gelegd. De beklagcommissie heeft de klacht van klager ook ter zake van schending van artikel 2, vierde lid Pbw gehonoreerd.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht enbeslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over tegaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is aannemelijk dat de door de directeur ingevoerde wijziging van het in de locatie geldende dagprogramma tijdigaan de in de locatie verblijvende gedetineerden bekend is gemaakt. Ook is dat gewijzigde dagprogramma naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift. Deomstandigheid dat die wijziging van tijdelijke aard is, te weten enkel gedurende de zomerperiode, doet aan dat oordeel niet af. Gelet daarop moet de tenuitvoerlegging van de beslissing van de beklagcommissie worden geschorst tot hetmoment dat de beroepscommissie uitspraak zal hebben gedaan op het terzake ingestelde beroep. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beroepscommissie op het beroep zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 juli 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven