Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0241/GM, 19 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/241/GM

betreft: [klager] datum: 19 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 9 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 3 februari 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Ooyerhoek is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 3 december 2003, betreft het door de inrichtingsarts onvoldoende verlenen van medewerking aan een voor klager noodzakelijke knieoperatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Hij heeft al drie jaar problemen met zijn rechterknie. Sinds het begin van zijn detentie is hij onder medische behandeling en zit hij te wachten op een operatie. Omdat hij in een huis van bewaring verbleef, kon er niets voor hemworden gedaan. Hij heeft veel pijn en kan bijna niet lopen, zijn conditie gaat sterk achteruit. Op het moment dat hij was afgestraft, is hij in 2002 gezien door een orthopeed, die gescheurde kruisbanden constateerde. Klager werdechter niet aan zijn rechter knie geopereerd, maar hij kreeg een brace aangemeten. Hij loopt inmiddels elf maanden met krukken. Hij wil weer normaal lopen en sporten. In 2003 is klager door de inrichtingsarts weer verwezen naar eenorthopeed, die hem drie dagen voor de zitting heeft gezien. Er zal opnieuw een MRI-scan worden gemaakt. Hij heeft inmiddels ook last van zijn linkerknie.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt toegelicht. De inrichtingsarts heeft klager in 2002 verwezen naar de orthopeed. Deze heeft aanvullend onderzoek verricht. Hijadviseerde een brace, een steunende, speciaal op maat gemaakte bandage, waarmee klager weer zou kunnen sporten. Hij achtte een operatie niet zinvol. In september 2003 is klager weer verwezen naar de orthopeed in het PenitentiairZiekenhuis met de vraag of hij toch niet geopereerd kon worden. Klager staat inmiddels op de wachtlijst. Aan de linker knie zijn weinig afwijkingen geconstateerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat klager de medische hulp is geboden die hij op de verscheidene momenten nodig had. In 2002 is hij verwezen naar een orthopeed, dieklaarblijkelijk geen noodzaak zag klager aan zijn knie te opereren, doch hem een brace voorschreef. Recentelijk is klager wederom door een orthopeed gezien. Dat klager beide keren op een wachtlijst heeft gestaan kan deinrichtingsarts niet worden verweten, te meer nu van enige spoedeisendheid om klager eerder door de orthopeed te laten zien niet is gebleken. Overigens wordt opgemerkt dat de klachten van klager zijn toegenomen nadat hij, tegen hetadvies van de inrichtingsarts in en derhalve geheel op eigen risico heeft deelgenomen aan de sport. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsartsniet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven