Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0414/GM, 19 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/414/GM

betreft: [klager] datum: 19 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 2 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel, te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 25 februari 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 5 december 2003, betreft de behandeling van klagers ademhalingsproblemen door de inrichtingsarts.

2. De standpunten van klager en de inlichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Voor zijn detentie gebruikte klager ter verlichting van zijn ademhalingsproblemen Ventolin en Serevent. Bij binnenkomst in de locatie De IJssel heeft hij een gesprek met de verpleegkundigegehad. Er werd niet naar klagers longen geluisterd. Vervolgens kreeg hij enkel (een grote hoeveelheid) Ventolin voorgeschreven. Twee dagen daarna is klager teruggegaan naar de inrichtingsarts en heeft deze expliciet gevraagd om eenpreventief medicijn. Dit verzoek werd niet gehonoreerd onder de mededeling dat er geen preventieve medicatie wordt voorgeschreven. Daarbij zou het regelmatig gebruik van Ventolin toereikend moeten zijn. Ook dit keer werd er nietnaar de longen geluisterd. Van dit gesprek is geen melding gemaakt in zijn medisch dossier.
Naar aanleiding van een ingesteld beklag is aan klager op 19 maart 2004 Flixotide voorgeschreven, waarbij werd medegedeeld dat als klager simpelweg nogmaals om medicatie zou hebben gevraagd, hij het wellicht voorgeschreven hadgekregen.
Sinds klager Flixotide gebruikt zijn zijn klachten afgenomen en is zijn gebruik van Ventolin gehalveerd

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt nader toegelicht. Klager heeft na zijn bezoek aan de arts geen verzoekbriefje meer gestuurd. Derhalve is medische dienst verstokengebleven van de informatie dat klager vond dat zijn voorgeschreven medicatie niet naar zijn zin was. Naar aanleiding van zijn klacht heeft er op 19 maart 2004 een gesprek met de arts plaatsgevonden. Zij heeft andere medicatievoorgeschreven. Op een vrij eenvoudige wijze is deze kwestie nu opgelost.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager bij binnenkomst in de locatie De IJssel een ongebruikelijk hoge dosering Ventolin gebruikte. Klager heeft voorts bij binnenkomst in delocatie De IJssel aangegeven dat hij voordien tevens Serevent gebruikte. Een dergelijk hoog gebruik kan niet worden aangemerkt als bedoeld voor een patiënt met relatief lichte ademhalingsproblemen. Bij een dergelijk hoog gebruik vanVentolin kan dan ook niet met alleen dit middel worden volstaan, maar is een inhalatiecorticosteroïd geïndiceerd. De arts, welke klager daags na zijn eerste bezoek aan de verpleegkundige van de medische dienst heeft bezocht, had opbasis van vorenstaande moeten begrijpen dat het voorschrijven van een inhalatiecorticosteroïd, zoals dat in een later stadium alsnog is geschied, noodzakelijk was. Voorts had bij een klachtenpatroon als het onderhavige gecombineerdmet het hoge medicijngebruik een onderzoek in de vorm van longonderzoek uitdrukkelijk behoren te geschieden.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve gegrond worden verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie De IJssel toekomende tegemoetkoming op € 100,--.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven