Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0907/GM, 19 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/907/GM

betreft: [klager] datum: 19 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 4 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid-Oost, locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 21 april 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie heeft zitting gehouden op 11 juni 2004 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij middels zijn raadsman mr. H.E.G. Peters, advocaat te Geleen, schriftelijk laten weten dat hij noch zijn raadsman bij de behandeling aanwezig zou zijn.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 16 maart 2004, betreft de weigering voorgeschreven medicatie tijdig uit te reiken.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door klager is de klacht als volgt toegelicht. Bij terugkomst uit het St. Laurentiusziekenhuis op 10 maart 2004 was er geen medicatie, die door de neuroloog was voorgeschreven, op de afdeling. Op 12 maart heeft klager in de loop vande dag pas de bedoelde medicatie (ter voorkoming/vermindering van epileptische aanvallen) verstrekt gekregen. Ten gevolge van het laat verstrekken heeft klager psychische schade ondervonden.
Namens klager is hier nog aan toegevoegd dat klager 10 epileptische aanvallen heeft gehad, daardoor gespannen is en angstig dat hij opnieuw aanvallen krijgt.
Klager heeft voorts aangegeven ook problemen te hebben met het feit dat de piw-er van de afdeling klager in geval van een epileptische aanval een spuit in de anus moet geven, hetgeen hij als vernederend ervaart en waarvan hij vindtdat het door personeel van de medische dienst dient te gebeuren.

De inrichtingsarts heeft naar aanleiding van het ingestelde beroep het volgende standpunt ingenomen.
Op 10 maart 2004 kon het middel Frisium niet aan klager verstrekt worden. Dit heeft voor klager geen medische consequenties gehad. Wel werd hem, als tevoren, Carbamazepine verstrekt. Op 12 maart 2004 kreeg klager zijn voorgeschrevenmedicatie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klager op de afdeling neurologie van het St. Laurentiusziekenhuis is opgenomen vanwege de toename van epileptische insulten. Bij zijn ontslag op 10 maart 2004 werd hemFrisium voorgeschreven. Door de inrichtingsarts werd dit middel niet meteen verstrekt, omdat het middel niet in de inrichting aanwezig was. Eerst op 12 maart 2004 beschikte de medische dienst over Frisium en kon het derhalve op diedag aan klager worden verstrekt.
De beroepscommissie is van oordeel dat aan een epilepticus als klager het onderhavige medicijn acuut verstrekt had behoren te worden. Gelet op de risico’s die met het onthouden van deze medicatie zijn verbonden, duldt deverstrekking ervan geen enkel uitstel. Nu klager twee dagen van de medicatie verstoken is gebleven en er van uit gegaan kan worden dat het hier een middel betreft dat in het algemeen in apotheken aanwezig is, moet het handelen vande medische dienst, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, worden aangemerkt als handelen in strijd met de zorg die ten opzichte van klager behoorde te worden betracht. Van de medische dienst mag immers verwacht worden datdeze zich voldoende inspant om het middel zonodig elders dan bij de normaliter toeleverende apotheker te verkrijgen. Dat de medische dienst zich elders heeft ingespannen is echter niet gebleken. Dit leidt er toe dat het beroepgegrond zal worden verklaard.
Hetgeen klager omtrent het gegeven dat de piw-er van de afdeling klager in geval van een epileptische aanval een spuit in de anus moet geven heeft aangevoerd, valt buiten het bereik van zijn oorspronkelijke klacht en zal derhalvebuiten beschouwing blijven.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Roermond toekomende tegemoetkoming op € 25,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 juli 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven