Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0920/GA, 15 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/920/GA

betreft: [klager] datum: 15 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 26 april 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juni 2004, gehouden in de p.i. Vught, is de heer [...], unit-directeur bij voornoemde p.i., gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen cel, wegens het niet voldoen aan de met hem overeengekomen inspanningsverplichting.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Anders dan door de directeur wordt gesteld heeft klager voldoende inspanningen verricht met betrekking tot zijn deelname aan het aangeboden programma. Hij heeft steeds actief deelgenomen aan de diverse aangeboden onderdelen. Klagerwilde er alles aan doen om van zijn verslavingsprobleem af te komen. Hij heeft daarbij de benodigde inzet getoond. De aan hem opgelegde disciplinaire straf was daarom niet terecht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij klagers plaatsing op de verslavings begeleidings afdeling (VBA) in Vught zijn er tussen de inrichting en klager afspraken gemaakt. De inrichting zou haar best doen om klager zo goed mogelijk voor te bereiden op zijn terugkeer inde samenleving en klager zou zo goed mogelijk zijn best doen bij het volgen van het op de VBA aangeboden programma. Indien iemand niet mee kan werken aan het aangeboden programma, zal er in beginsel geen sanctie opgelegd worden. Debetreffende gedetineerde zal dan, als niet geschikt voor een verblijf in een VBA, bij de selectiefunctionaris worden aangeboden voor overplaatsing naar een andere inrichting. Bij klager was evenwel aanwijsbaar sprake van het nietwillen nakomen van zijn verplichtingen. Voordien zijn er gesprekken gevoerd met klager en ook is hij meerdere malen gewaarschuwd met betrekking tot zijn instelling. Uiteindelijk hebben die gesprekken en waarschuwingen niet hetgewenste resultaat gehad en daarom is hem toen een disciplinaire straf opgelegd. Daarnaast is hij aangeboden voor herselectie en ook weggeplaatst van de VBA.

3. De beoordeling
Blijkens de reactie van de directeur is hoofdregel dat een gedetineerde die niet in staat is deel te nemen aan het in de VBA aangeboden programma, bij de selectiefunctionaris wordt aangeboden voor herselectie voor een andereinrichting.
In klagers geval is naast dat aanbieden aan de selectiefunctionaris voor herselectie ook nog een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen cel opgelegd, omdat klager bewust niet heeft willen meewerken aan het VBA-programma.Gelet daarop kan niet worden gezegd dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl ook niet gezegd kan worden dat die beslissing, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van debeklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven