nummer: 04/652/GA
betreft: [klager] datum: 15 juli 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Overmaze te Maastricht,
gericht tegen een uitspraak d.d. 16 maart 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, welke uitspraak op 30 maart 2004 aan klager en de directeur is verzonden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juni 2004, gehouden in de p.i. Vught, is de heer [...], locatiedirecteur van voormelde locatie gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen uitsluiting van de activiteit arbeid, wegens – kortweg – stoeien met medegedetineerden in het koffielokaal van de arbeid.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de duur van de disciplinaire straf meer dan drie dagen was. Voorts heeft de beklagcommissie bepaald dat op een later moment zal worden beslist over het eventueeltoekennen van een tegemoetkoming.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens de arbeid hebben enkele gedetineerden een medegedetineerde met een plakbandroller ingetapet. Nadien heeft klager geprobeerd hetzelfde te doen met een van de gedetineerden die eerder die ene medegedetineerde had vastgeplakt.Door tussenkomst van de werkmeester is het niet zover gekomen dat klager feitelijk iemand heeft ingetapet. Die andere gedetineerden hebben een zwaardere disciplinaire straf opgelegd gekregen dan klager. Deze gedetineerden zijnveertien dagen uitgesloten van de arbeid, klager slechts zeven waarbij hij feitelijk slechts vier dagen niet heeft deelgenomen aan de arbeid. De directeur heeft aangegeven dat hij moeite heeft met de uitspraak van debeklagcommissie. In dit soort zaken gaat het er nog al fors aan toe. Klager had de intentie om die medegedetineerde in te tapen. Dat kan volgens de directeur niet getolereerd worden.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager tijdens de arbeid heeft geprobeerd een medegedetineerde in te tapen. Dat levert op zich voldoende aanleiding op om over te gaan tot de oplegging van een disciplinaire straf.De omstandigheid dat die betreffende medegedetineerde eerder een andere gedetineerde had ingetapet, maakt dit oordeel, te meer nu aannemelijk is dat deze medegedetineerde een disciplinaire straf van langere duur dan klager opgelegdheeft gekregen, niet anders. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager door zijn gedrag (mede) de orde op de werkzaal verstoord. Dat maakt dat de beslissing van de directeur niet is genomen in strijd met een in deinrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl ook niet kan worden gezegd dat de opgelegde disciplinaire straf – in aard noch duur –, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet wordengeacht. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en moet het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 juli 2004
secretaris voorzitter