nummer: 04/1139/GA
betreft: [klager] datum: 16 juli 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Haarlem,
gericht tegen een uitspraak d.d. 24 mei 2004 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is gehoord [...], unit-directeur bij de locatie Haarlem.
Hoewel klager op deugdelijke wijze was opgeroepen en in staat was op eigen gelegenheid te reizen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het bezit van een telefoonkaart na bezoek.
De beklagcommissie heeft het beklag voor wat betreft de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is er vóór de aanvang van het bezoek expliciet op gewezen dat het niet is toegestaan om voorwerpen van het bezoekmee terug te nemen en wist wat hij riskeerde. Dit vormde de reden om af te wijken van het in de inrichting geldende tarief van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur vandrie dagen. Er is daarom gekozen voor vier dagen opsluiting.
Als meer dan de helft van de tarieflijsten wordt afgeweken dan wordt de beslissing deugdelijk onderbouwd en met redenen omkleed.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Door de directeur zijn zogenaamde tarieflijsten vastgesteld, waarin richtlijnen zijn gegeven voor het sanctiebeleid binnen de inrichting. Voor het aantreffen van contrabande na bezoek staat op de betreffende tarieflijst eendisciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte vermeld. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient, indien van een dergelijke richtlijn wordt afgeweken, in de beslissing duidelijk gemaakt te worden watde reden hiervoor is. Nu slechts in geringe mate van de richtlijn is afgeweken en de reden om van de richtlijn af te wijken ook voor klager duidelijk moet zijn geweest - klager was voor aanvang van het bezoek er expliciet opgewezen dat hij geen voorwerpen mocht meenemen van het bezoek - , is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om de opgelegde disciplinaire straf te bepalen op vier dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte niet kanworden aangemerkt als in strijd met de wet, terwijl bij afweging van alle in aanmerking komende belangen deze evenmin onredelijk of onbillijk is. De beroepscommissie zal derhalve het beroep van de directeur gegrond verklaren en hetbeklag voorzover in beroep aan de orde alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft het oordeel over de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op
16 juli 2004
secretaris voorzitter