Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1012/GA, 14 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 04/1012/GA

betreft: [klager] datum: 14 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 april 2004 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Het Schouw te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gegeven dat klager post van de Amerikaanse ambassade geopend uitgereikt heeft gekregen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie negeert regels van internationaal recht met betrekking tot geprivilegieerde post. Klager verwijst naar een resolutie waarin is bepaald dat een gedetineerde vreemdeling onverwijld ge?nformeerd moet worden over zijnrecht om met geëigende middelen te communiceren met een consulaire post of een diplomaat van zijn land. Volgens klager betreft deze communicatie geprivilegieerde post die in het bijzijn van betrokkene geopend dient te worden. DeAmerikaanse ambassade valt toch zeker wel onder de andere door de Minister of de directeur aan te wijzen personen of instanties als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder k, Pbw.

De directeur heeft als volgt gereageerd.
De klacht betreft het openen van geprivilegieerde post, te weten een brief van de Amerikaanse ambassade. Die brief was niet volgens de in de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden genoemde procedure opgestuurd en niet alsgeprivilegieerde post herkenbaar. Om die reden is de brief geopend.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 36, tweede lid, Pbw is de directeur bevoegd enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor gedetineerden, op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen.Indien de enveloppen of andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, Pbw genoemde personen of instanties, geschiedt dit onderzoek in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde.

De beroepscommissie overweegt dat correspondentie van de Amerikaanse ambassade met klager onderhevig is aan de controle bedoeld in artikel 36 Pbw voornoemd, nu hiervoor geen wettelijke uitzondering is gemaakt. De Amerikaanseambassade valt niet onder de in artikel 37, eerste lid onder a tot en met j, Pbw genoemde personen en instanties en is ook niet als een dergelijke instantie aangewezen door de Minister of de directeur als bedoeld in artikel 37,eerste lid onder k, Pbw. Dit betekent dat de post geopend kan worden ter controle op bijgesloten voorwerpen. Deze controle staat een vrije communicatie tussen klager en de Amerikaanse ambassade niet in de weg. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 14 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven