Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0353/GA, 10 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 04/353/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Grave,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 februari 2004 van de beklagcommissie bij voormelde h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 mei 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij het h.v.b. Grave.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers rijbewijs.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is vanuit een politiebureau bij ons in de inrichting gekomen. De politie had wat persoonlijke eigendommen van klager in een zakje gedaan. Helaas zat er geen lijstje bij, waarop stond vermeld wat er in het zakje zat. Ik denkdat klager geen rijbewijs bij zich heeft gehad. De persoonlijke eigendommen die wel in het zakje zaten, zijn in een preciosa-envelop gestopt. Klager heeft hiervoor getekend. Volgens de beklagcommissie is de handtekening niet vanklager, maar ik vraag mij af of zij dit kan beoordelen. Op de doorslag van het preciosa-formulier stond weliswaar een kruisje bij rijbewijs, maar dat is het gevolg geweest van het feit dat die doorslag enigszins is verschoven. Ophet originele formulier stond het kruisje bij identiteitskaart. Overigens heb ik nog gebeld met het CBR. Klager blijkt inderdaad over een rijbewijs te beschikken. Ook heb ik gebeld met de politie. De politie wist echter niet meerwat er allemaal in het zakje met persoonlijke eigendommen van klager was gestopt.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 7 juli 2003 werd ik vanuit een politiebureau overgebracht naar het h.v.b. Grave. Ik kwam daar laat aan. Ik was erbij toen mijn rijbewijs op het politiebureau in het zakje met mee te geven spullen werd gedaan. Ik was er niet bijtoen het zakje met spullen in het h.v.b. Grave werd uitgepakt en de spullen in een preciosa-envelop werden gestopt. Op dat moment stond ik namelijk onder de douche. Dit is in strijd met de regels die daarvoor gelden. Ik heb geenhandtekening op het preciosa-formulier gezet. De politie heeft mij desgevraagd bevestigd dat mijn rijbewijs in het zakje is gedaan. Ik heb aangifte van vermissing van mijn rijbewijs gedaan en heb inmiddels een nieuw rijbewijsaangevraagd. Dat laatste kostte mij € 72,50. Ik wil dat vergoed zien.

3. De beoordeling
Als niet of onvoldoende weersproken is het volgende komen vast te staan. Klager is op
7 juli 2003 vanuit een politiebureau overgebracht naar het h.v.b. Grave. Klagers persoonlijke eigendommen, waaronder een identiteispas en een bankpas, zijn, na zijn binnenkomst in het h.v.b. Grave, in een zogenoemde preciosa-envelopgestopt, terwijl klager op dat moment aan het douchen was.

Wat klagers rijbewijs betreft wordt voorts het volgende overwogen. Ten tijde van klagers overbrenging naar het h.v.b. Grave beschikte klager, blijkens desgevraagd door het CBR verstrekte informatie, over een rijbewijs. Voorts staatvast dat klager aangifte heeft gedaan van vermissing van zijn rijbewijs en dat hij een nieuw rijbewijs heeft aangevraagd.

De beroepscommissie komt, tegen de achtergrond van het vorenstaande, tot het oordeel dat aannemelijk geacht wordt dat klagers rijbewijs met de andere genoemde documenten de inrichting is binnengekomen, terwijl voorts in klagersgeval niet de procedure is gevolgd, zoals die is neergelegd in de omtrent het bewaren van preciosa geldende circulaire van de minister van Justitie van 13 januari 1981, nr. 979/380. Klagers spullen zijn immers niet in zijnaanwezigheid in de preciosa-envelop opgeslagen. Dit maakt dat het risico van eventuele vermissing op de directeur is overgegaan. Hetgeen de directeur heeft aangevoerd met betrekking tot het verschoven zijn van de doorslag van hetpreciosa-formulier en de vermeend door klager gezette handtekening, maken dit niet anders. Het beroep van de directeur zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Overigens overweegt de beroepscommissie dat het aan de beklagcommissie is een tegemoetkoming vast te stellen. In dit verband wordt overwogen dat de tegemoetkoming niet bedoeld is als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvanandere wegen openstaan. Zo kan klager zich ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kanwenden tot de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 10 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven