Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1038/GV, 2 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1038/GV

betreft: [klager] datum: 2 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 mei 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet toegelicht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De aangeleverde informatie bij de aanvraag strafonderbreking bevat onvoldoende gronden om een strafonderbreking te rechtvaardigen. De ontruiming van de woning en het toezicht daarop kan door klagers partner worden gedaan. Er is geensprake van een bijzondere omstandigheid die het noodzakelijk maakt dat klager persoonlijk aanwezig moet zijn.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard is positief geadviseerd. De reden van het verzoek wordt aannemelijk geacht, maar wat de duur betreft wordt een dag voldoende bevonden.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verzoek, mits klager geen contact opneemt met het slachtoffer.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens verkrachting, zware mishandeling en opzettelijke vrijheidsberoving. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van vier weken te ondergaan. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 mei 2006. Aansluitend dient hij eventueel in totaal 21 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, datniet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft bij de aanvraag strafonderbreking aangegeven enkele dagen nodig te hebben om een aantal financiële problemen en problemen rondom zijn woning, die hij heeft onderverhuurd, te regelen. De beroepscommissie overweegt datklager zijn aanvraag op geen enkele wijze met stukken heeft ondersteund. Ook in beroep heeft klager geen stukken overgelegd waaruit een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 34 van de Regeling zou kunnen worden afgeleidwaarvoor strafonderbreking kan worden verleend. De beslissing van de Minister is derhalve niet in strijd met de wet en deze kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 2 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven